Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de man,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van kinderalimentatie. De man en de vrouw, die in 2006 zijn gescheiden, hebben samen een kind, geboren in 1999, over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. In het echtscheidingsconvenant van 10 maart 2006 is overeengekomen dat de man op dat moment geen kinderalimentatie kon betalen, maar dat hij in de toekomst, indien zijn financiële situatie zou verbeteren, hierover in onderhandeling zou treden met de vrouw. De man heeft in de procedure aangevoerd dat zijn financiële situatie is gewijzigd en dat hij niet in staat is om de eerder vastgestelde bijdrage van € 273,- per maand te betalen. Het hof heeft vastgesteld dat er sinds 8 november 2012 een relevante wijziging van omstandigheden heeft plaatsgevonden, waardoor een herbeoordeling van de behoefte en de draagkracht van de man gerechtvaardigd is.
Het hof heeft de behoefte van het kind vastgesteld op € 193,- per maand, rekening houdend met het inkomen van de man en de zorgkorting. De man heeft echter betoogd dat zijn draagkracht niet toereikend is om enige bijdrage te betalen. Het hof heeft de draagkracht van de man beoordeeld over verschillende perioden en geconcludeerd dat hij van 8 november 2012 tot 15 augustus 2013 voldoende draagkracht had om in de behoefte van het kind te voorzien. Vanaf 15 augustus 2013 heeft het hof echter vastgesteld dat de man geen draagkracht heeft om de volledige behoefte te dekken, maar heeft hij wel een minimale bijdrage van € 25,- per maand vastgesteld. De bestreden beschikking van de rechtbank is vernietigd en de man is verplicht gesteld om de vastgestelde bedragen te betalen, met de toekomstige termijnen bij vooruitbetaling te voldoen. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de relatie tussen partijen.