Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
in onderhavige situatie is het verhuren van ingerichte kamers een substantieel onderdeel van de onderneming die in de praktijk ook een waarde vertegenwoordigt bij overdracht van een dergelijke praktijk naar een andere partij"en gaat er daarbij kennelijk van uit dat de tandartspraktijk die wordt uitgeoefend in de eenmanszaak van de vrouw tezamen met de verhuuractiviteiten één geheel vormt, ook waar hij aangeeft dat het discutabel is dat de verhuur als vermogen is geëtiketteerd, en als zodanig in box 3 opgenomen, gezien de verbondenheid met de onderneming van de tandartspraktijk. Hij stelt, in de kern genomen, dat er waarde ligt in het feit dat er verhuurcontracten zijn voor deze kamers. Hij geeft daarbij aan dat de huurders hun onderneming hebben opgebouwd op deze locatie en niet snel geneigd zullen zijn tot verplaatsing van hun praktijk waardoor een goede continuïteitsverwachting aan dergelijke contracten kan worden toegekend.
er zijn kortlopende huurcontracten, een deel is niet verhuurd en de huurprijs is erg hoog, op basis van deze gegevens is het niet realiseerbaar om de waarde als beleggingspand in verhuurde staat aan te geven. Complicerende factor is dat er inclusief inventaris wordt verhuurd, bij vervanging zullen deze kosten voor de verhuurder zijn. Een eigenaar/verhuurder niet zijnde een tandarts zal hier geen inzicht in hebben en ook niet op deze manier willen verhuren.
LJN: BY4279,
NJ2013, 201).