In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Almelo. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt, waarbij de veroordeelde een bedrag van € 425.000,- moet betalen aan de Staat. Het hoger beroep was ingesteld tegen een vonnis van 3 december 2012, waarin de rechtbank een lagere schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel had vastgesteld. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof zich baseerde op de verklaringen van medeverdachten en het bewijs uit het strafdossier. De veroordeelde had eerder al een straf opgelegd gekregen voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde financieel voordeel heeft verkregen uit zijn hennepkwekerij, die hij had opgezet na een brand in zijn woning. De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op een gedetailleerde berekening van de opbrengsten en kosten van de hennepteelt. Het hof heeft de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op het geschatte bedrag van € 425.000,-, waarbij het hof geen aanleiding zag om dit bedrag te verlagen, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de geldende wettelijke voorschriften, zoals artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.