Uitspraak
1.Bureau Jeugdzorg Friesland,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
van een rechterlijke machtiging op een gesloten groep - vanaf 25 februari 2011 bij [H] verbleef, sinds 2 mei 2012 in een gesloten accommodatie van de [A].
De kinderrechter heeft met ingang van 10 juni 2013 tot 10 december 2013 een machtiging tot plaatsing van [verzoekster] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg verleend, welke machtiging bij beschikking van de kinderrechter van 4 december 2013 is verlengd tot 10 juni 2014. Nadat de lopende machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg niet tijdig is verlengd, heeft de kinderrechter bij mondelinge beslissing op 10 juni 2014, welke schriftelijk is bevestigd op 11 juni 2014, met ingang van 10 juni 2014 (opnieuw) een (voorlopige) machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [verzoekster] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van vier weken, onder aanhouding van verdere beslissingen.
een instelling voor gesloten jeugdzorg te plaatsen. Ter zitting bij de rechtbank op 20 juni 2014 heeft de raad zijn verzoek gewijzigd, in die zin dat verzocht wordt een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg toe te wijzen voor de duur van de ondertoezichtstelling, derhalve tot 10 juni 2015.
4.De motivering van de beslissing
en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
Bij beschikking van 27 juni 2014 heeft de kinderrechter geoordeeld dat bij [verzoekster] sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [verzoekster] zich aan de zorg die zij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Het hof volgt [verzoekster] niet voor zover zij stelt dat haar opgroei- en opvoedingsproblemen inmiddels niet meer zo ernstig zijn en dat zij zich in de afgelopen periode beter heeft gedragen. Bij herhaling is sprake van risicovolle contacten en drugsgebruik zodra sprake is van uitbreiding van verloven. [verzoekster] laat geenszins zien dat zij om kan gaan met die vrijheden. Met de raad en BJZ is het hof van oordeel dat door de vele incidenten, die zich ook recent op onder meer 14 juli, 13 september en 16 september jongstleden hebben voorgedaan, onbegeleide verloven te risicovol zijn. [verzoekster] is te kwetsbaar op het gebied van haar stemming, middelengebruik en seksuele weerbaarheid.
Ook thuisplaatsing is om die reden niet aan de orde. Het hof maakt zich er grote zorgen over dat [verzoekster] bij herhaling onbeschermde contacten met verschillende mannen heeft en gebleken is dat zij (bewust) geen anticonceptiemiddelen gebruikt. Nu [verzoekster] zichzelf op persoonlijk en seksueel vlak bij herhaling in gevaar brengt, is het naar het oordeel van het hof van groot belang dat zij tegen zichzelf in bescherming wordt genomen. Er zou in verband met het psychotische toestandsbeeld van [verzoekster] en het vermoeden van schizofrenie (tevens) een psychiatrische behandeling bij een GGZ-instelling moeten plaatsvinden.
Echter, door het gedrag van [verzoekster] kan zij op dit moment niet worden opgenomen in een GGZ-instelling, zo heeft BJZ ter zitting van het hof naar voren gebracht, omdat de primaire problematiek van [verzoekster] gedragsproblematiek betreft. Het hof is, met BJZ, van oordeel dat hulpverlening in een gesloten setting noodzakelijk is om (in eerste instantie) het gedrag van [verzoekster] te stabiliseren, zodat daarna kan worden toegewerkt naar een opname dan wel behandeling in een GGZ-instelling in verband met haar psychiatrische problematiek. Mogelijk zij het zo dat er wat betreft het gedrag van [verzoekster], zoals zij zelf aanvoert, geen verbetering zal plaatsvinden zolang zij op de [A] verblijft. Echter, vanwege de ernstige en voortdurende gedragsproblematiek van [verzoekster] is er - om haar eigen veiligheid zo goed mogelijk te kunnen bewaken - geen ander alternatief. Aan [verzoekster] zijn keer op keer kansen geboden om positief gedrag te laten zien, alle tevergeefs. Het ligt op de weg van [verzoekster] om eerst haar gedrag te verbeteren. Het hof acht het in dit kader van belang dat [verzoekster] de traumabehandeling die zij recentelijk op de [A] is gestart, afmaakt.
ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om
te voorkomen dat [verzoekster] zich aan de zorg die zij nodig heeft, zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.