Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
van het bewind over de goederen van [minderjarige 1]. Bij brief van 23 november 2012 hebben zij,
op verzoek van de rechtbank (sector kanton) van 13 november 2012 hun verzoek gewijzigd, in die zin dat zij hebben verzocht te worden ontslagen als bewindvoerders. Eerst op
4.De motivering van de beslissing
te handhaven.
om opheffing van de onderbewindstelling te verzoeken. Het hof is dan ook, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de ouders in hun verzoek tot opheffing van de onderbewindstelling van [minderjarige 1] ontvankelijk zijn. De beschikking van de kantonrechter komt dan ook reeds hierom voor vernietiging op dit punt in aanmerking.
op misbruik op financieel gebied minimaal zijn. Het hof ziet dan ook geen noodzaak (meer) voor het laten voortduren van de onderbewindstelling. Het hof zal, in aanmerking nemend de buitengewoon ongelukkige loop van omstandigheden waarbij eerst ruim drie en half jaar later op het verzoek van de ouders en [minderjarige 1] is beslist, uit praktische overwegingen het ingestelde bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan [minderjarige 1] met ingang van de datum van de bestreden beschikking opheffen. Het hof gaat er daarbij van uit dat de kantonrechter de ouders ambtshalve vrijstelling zal verlenen van de jaarlijkse verplichting om periodieke rekening en verantwoording te zijnen overstaan af te leggen voor de periode dat sprake was van een bewind.