Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Verwijzingsarrest
3.De feiten
4.Beoordeling van het verzet
5.Proceskosten
6.Beslissing
binnen zes wekenna de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het hoger beroep van belanghebbende tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en een vergrijpboete. De belanghebbende had eerder bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag en boetebeschikking, maar deze werden door de Inspecteur gehandhaafd. Het beroep bij de rechtbank Breda werd ongegrond verklaard. Vervolgens stelde belanghebbende hoger beroep in bij het gerechtshof, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de termijn voor het indienen van hoger beroep. Belanghebbende voerde verzet aan tegen deze uitspraak, maar het gerechtshof verklaarde het verzet ongegrond. De Hoge Raad oordeelde dat het gerechtshof de belanghebbende niet in de gelegenheid had gesteld om te worden gehoord over het verzet, en verwees de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling.
Tijdens de zitting op 16 januari 2014 verscheen de belanghebbende niet, terwijl de Inspecteur vertegenwoordigd was. Het verwijzingshof oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij tijdig hoger beroep had ingesteld. De termijn voor het indienen van hoger beroep was begonnen op 24 november 2011 en eindigde op 4 januari 2012. De belanghebbende stelde dat hij het hogerberoepschrift eerder had verzonden, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om deze stelling te onderbouwen. De conclusie was dat het hoger beroep terecht niet-ontvankelijk was verklaard, en het verzet van de belanghebbende werd ongegrond verklaard.