Uitspraak
1.[vader],
2. Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De moeder verzoekt het hof die beschikking, voor wat betreft de beslissing om haar van het gezag over [de minderjarige] te ontheffen,
te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de raad tot ontheffing van het gezag van de moeder over [de minderjarige] alsnog af te wijzen.
Mr. Nijenhuis is namens de moeder verschenen. Voorts zijn verschenen mevrouw [D] namens de raad en mevrouw [E] namens BJZ.
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing
De maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn in beginsel van tijdelijke aard en dienen gericht te zijn op (het werken aan) de terugkeer van het kind naar de ouder. Uit de duur van de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing in dezen, alsmede uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat er geen perspectief is op plaatsing van [de minderjarige] bij de moeder. De psychische gesteldheid van de moeder is (nog steeds) dusdanig instabiel dat plaatsing van [de minderjarige] bij haar niet haalbaar is. Bovendien reageert [de minderjarige] sterk op veranderingen en is het te verwachten dat wanneer hij bij een van beide ouders wordt geplaatst er tussen de ouders een heftige strijd ontstaat waardoor [de minderjarige] klem
of verloren kan raken. Hoewel het uiteindelijke doel van een ondertoezichtstelling met een uithuisplaatsing weliswaar een hereniging met de ouder(s) is, kan door verloop van een lange periode waarin het kind bij de pleegouders opgroeit het belang van het kind van hereniging met zijn ouder(s) echter verschuiven naar het belang van het kind op een ongestoorde voortzetting van zijn feitelijke gezinsleven met de pleegouders. Ook hiervan is in het geval
van [de minderjarige] sprake. [de minderjarige] bevindt zich vanaf dat hij 1 jaar oud is bij de pleegouders,
waar hij gehecht en op zijn plaats is. De continuïteit en het ongestoorde verloop van de opvoedingssituatie van [de minderjarige] bij de pleegouders is voor zijn verdere ontwikkeling van groot belang. Vanuit de situatie in het pleeggezin kan [de minderjarige] een positieve relatie met beide ouders behouden.