ECLI:NL:GHARL:2014:8821

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 november 2014
Publicatiedatum
17 november 2014
Zaaknummer
21-007769-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersdelict met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 9 september 2012 te Rozendaal, waarbij een fietser om het leven kwam. Het hof oordeelde dat de verdachte, als bestuurder van een personenauto, roekeloos en onoplettend had gereden. De verdachte had geen voorrang verleend aan de fietser, ondanks dat er duidelijke verkeersborden en haaientanden aanwezig waren die hem verplichtten om te stoppen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een taakstraf op van 180 uren, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 15 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof overwoog dat de verdachte niet eerder veroordeeld was en dat het ongeval ook voor hem ingrijpende gevolgen had. De straf was passend gezien de ernst van het feit en de omstandigheden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007769-13
Uitspraak d.d.: 19 november 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van
4 oktober 2013 met parketnummer 05-701420-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 november 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr D.R. Corbeek, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het op onderdelen tot een andere bewijsbeslissing komt. Voorts komt het tot een andere strafoplegging. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 9 september 2012, te Rozendaal, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Kluizenaarsweg, ter hoogte van het kruispunt met de Boerenallee roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht van verdachte op voornoemd kruispunt werd beperkt/belemmerd door een of meer rechts naast die weg staande struiken, en/of
terwijl voor voornoemde kruising, zich een in zijn, verdachte, rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, in de rechter berm van die Kluizenaarsweg bevond, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg” en/of direct voor voormelde kruising op het wegdek van die Kluizenaarsweg, haaientanden waren aangebracht, als vermeld in artikel 80 van voormeld reglement, welke haaientanden de volgende betekenis hebben: "de bestuurders moeten voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg",
het door hem bestuurde motorrijtuig niet (kort) voor de op het wegdek van de Kluizenaarsweg aangebracht haaientanden, tot stilstand gebracht en/of zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast aan de situatie ter plaatse, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die Kluizenaarsweg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (vlak) voor het naderen van de kruising meermalen, in elk geval eenmaal, enkele seconden, althans langer dan een kort moment naar, in elk geval in de richting van, (een metertje op) het dashboard heeft gekeken en/of
(vervolgens) de kruising zonder te stoppen en/of met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur, althans een snelheid die hoger lag dan ter plaatse voor veilig verkeer verantwoord was, is op en/of overgereden,
(daarbij) geen gevolg heeft gegeven aan voornoemd bord en/of voornoemde haaientanden, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met (de bestuurder) een van rechts komende fiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) werd gedood,
zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van die fiets;
subsidiair:
hij op of omstreeks 9 september 2012 te Rozendaal, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Kluizenaarsweg, ter hoogte van het kruispunt met de Boerenallee,
terwijl het zicht van verdachte op voornoemd kruispunt werd beperkt/belemmerd door een of meer rechts naast die weg staande struiken, en/of
terwijl voor voornoemde kruising, zich een in zijn, verdachte, rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, in de rechterberm van die Kluizenaarsweg bevond, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg” en/of direct voor voormelde kruising op het wegdek van die Kluizenaarsweg, haaientanden waren aangebracht, als vermeld in artikel 80 van voormeld reglement, welke haaientanden de volgende betekenis hebben: "de bestuurders moeten voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg",
het door hem bestuurde motorrijtuig niet (kort) voor de op het wegdek van de Kluizenaarsweg aangebracht haaientanden, tot stilstand gebracht en/of zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast aan de situatie ter plaatse, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die Kluizenaarsweg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (vlak) voor het naderen van de kruising meermalen, in elk geval eenmaal, enkele seconden, althans langer dan een kort moment naar, in elk geval in de richting van, (een metertje op) het dashboard heeft gekeken en/of
(vervolgens) de kruising zonder te stoppen en/of met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur, althans een snelheid die hoger lag dan ter plaatse voor veilig verkeer verantwoord was, is op en/of overgereden,
(daarbij) geen gevolg heeft gegeven aan voornoemd bord en/of voornoemde haaientanden, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met (de bestuurder) een van rechts komende fiets,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair tenlastegelegde. Volgens haar heeft verdachte zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam gereden. Daartoe heeft zij aangevoerd dat verdachte in het geheel niet heeft gezien dat hij een kruising naderde, terwijl die kruising met een voorrangsbord en haaientanden werd aangegeven. Dat betekent volgens haar dat verdachte langer dan verantwoord was, geen zicht heeft gehouden op de weg en de andere weggebruikers. Uit de verklaring die de getuige Breuers bij de politie heeft afgelegd, volgt volgens haar dat verdachte langere tijd naar de temperatuurmeter op het dashboard van zijn auto heeft gekeken en daardoor was afgeleid.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde. Volgens hem kan op basis van het dossier niet worden gekomen tot het bewijs van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte de voorrangsregels abusievelijk niet heeft nageleefd. Verdachte wist wel dat er een kruising was, maar hij had de kruising nog niet verwacht. De kruising en het slachtoffer waren zeer slecht zichtbaar. Verdachte heeft niet te hard gereden, hij heeft niet roekeloos gereden en hij verkeerde niet onder invloed van alcohol of een andere stof. Hij heeft maar een fractie van een seconde naar de temperatuurmeter op zijn dashboard gekeken. De verklaring van verdachte die in het proces-verbaal van aanhouding is opgenomen, onder meer inhoudende dat hij vlak voor de kruising een aantal seconden op zijn dashboard heeft gekeken, dient op grond van het bepaalde in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering te worden uitgesloten van het bewijs. Er is sprake van een vormverzuim omdat verdachte na zijn aanhouding niet is gewezen op zijn consultatierecht.
Oordeel van het hof
Het hof stelt vast dat niet blijkt dat verdachte voorafgaand aan zijn eerste verhoor, dat direct na zijn aanhouding plaatsvond, op zijn consultatierecht is gewezen. Vanwege dit vormverzuim zal het hof de verklaring van verdachte die in het proces-verbaal van aanhouding is opgenomen, op grond van het bepaalde in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering van het bewijs uitsluiten.
Het hof is voorts van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Verdachte is zonder te stoppen en met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur de betreffende kruising opgereden. Daarbij heeft hij geen gevolg gegeven aan het voorrangsbord dat daar naast de weg stond en de haaientanden die daar op de weg waren aangebracht. Vervolgens is hij in aanrijding gekomen met een van rechts komende fietser.
Verdachte heeft verklaard dat hij de kruising, het voorrangsbord en de haaientanden in het geheel niet heeft gezien. Om de volgende redenen is het hof van oordeel dat verdachte die wel had
moetenzien:
  • Verdachte was bekend met de verkeerssituatie ter plaatse, omdat hij er vaker had gereden.
  • De kruising werd aangegeven met een voorrangsbord en haaientanden. Zowel dit bord als de haaientanden waren goed zichtbaar. Het zicht op dit bord en de haaientanden werd niet door struiken belemmerd en evenmin door de weersomstandigheden (het ongeval vond overdag plaats, bij droog en helder weer).
  • De weg waarop verdachte reed, had een ander wegprofiel dan de kruisende weg; ook was het patroon van de klinkers van de weg waarop verdachte reed vanaf ongeveer 10 meter voor de kruising anders dan daarvoor (p. 36 VOA).
Naar het oordeel van het hof betekent dit dat verdachte aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden. Daarbij kan in het midden blijven of verdachte langer dan verantwoord was, op de temperatuurmeter van het dashboard heeft gekeken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks9 september 2012, te Rozendaal
, in elk geval in Nederland,als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Kluizenaarsweg, ter hoogte van het kruispunt met de Boerenallee
roekeloos, althans zeer, althansaanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht van verdachte op voornoemd kruispunt werd beperkt/belemmerd door een of meer rechts naast die weg staande struiken, en/of
terwijl voor voornoemde kruising, zich een in zijn, verdachte, rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, in de rechter berm van die Kluizenaarsweg bevond, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg” en
/ofdirect voor voormelde kruising op het wegdek van die Kluizenaarsweg, haaientanden waren aangebracht, als vermeld in artikel 80 van voormeld reglement, welke haaientanden de volgende betekenis hebben: "de bestuurders moeten voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg",
het door hem bestuurde motorrijtuig niet (kort) voor de op het wegdek van de Kluizenaarsweg aangebracht haaientanden, tot stilstand gebracht en
/ofzijn snelheid niet,
althans in onvoldoende mateheeft verminderd en
/ofaangepast aan de situatie ter plaatse, en
/of
(daarbij) niet
, althans in onvoldoende mateop het voor hem gelegen gedeelte van die Kluizenaarsweg en
/ofhet overige verkeer heeft gelet en
/ofis blijven letten
, en/of (vlak) voor het naderen van de kruising meermalen, in elk geval eenmaal, enkele seconden, althans langer dan een kort moment naar, in elk geval in de richting van, (een metertje op) het dashboard heeft gekekenen
/of
(vervolgens) de kruising zonder te stoppen en
/ofmet een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur,
althans een snelheid die hoger lag dan ter plaatse voor veilig verkeer verantwoord was,is op
en/of overgereden,
(daarbij) geen gevolg heeft gegeven aan voornoemd bord en
/ofvoornoemde haaientanden, en
/of
(vervolgens)
is gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met (de bestuurder) een van rechts komende fiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) werd gedood,
zulks terwijl het feit is veroorzaakt
of mede is veroorzaaktdoordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van die fiets.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het primair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl het feit is veroorzaakt doordat de schuldige geen voorrang heeft verleend.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Oordeel rechtbank
De rechtbank heeft verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot dezelfde straf als de rechtbank heeft opgelegd. Volgens haar is deze straf op haar plaats, gezien de mate van schuld van verdachte en de omstandigheid dat het slachtoffer is komen te overlijden.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit om geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het behoud van het rijbewijs voor verdachte noodzakelijk is om zijn kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Verdachte kampt met schulden. Zonder werk zal dat leiden tot een WSNP-situatie.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag een zeer ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Hij heeft op een kruising geen voorrang verleend aan een van rechts komende fietser. Bij het ongeval is deze fietser om het leven gekomen. Aan de nabestaanden van het slachtoffer is onherstelbaar leed toegebracht, zoals onder meer is gebleken uit de verklaring die zijn partner ter terechtzitting van het hof heeft afgelegd.
Anderzijds betrekt het hof in zijn oordeel dat het ongeval ook voor verdachte, zoals hij ter zitting heeft aangegeven, een heel ingrijpende gebeurtenis is geweest. Hij zal de door hem niet gewilde gevolgen van het ongeval zijn verdere leven met zich mee moeten dragen. Bovendien is verdachte niet eerder veroordeeld en is hij na dit feit niet opnieuw met politie en justitie in aanraking gekomen.
Voorts weegt het hof mee dat het een lichtere vorm van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 bewezen acht dan de rechtbank en de advocaat-generaal. Het hof zal dit in de strafmaat tot uitdrukking brengen door een kortere (deels voorwaardelijke) ontzegging van de rijbevoegdheid en een kortere proeftijd op te leggen dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is geëist. Vanwege de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zoals door de raadsman is bepleit.
Alles afwegende, acht het hof oplegging van een werkstraf voor de duur van 180 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 15 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr M. Barels, voorzitter,
mr G. Mintjes en mr F.G. Bauduin, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr K.A.M. Oude Vrielink, griffier,
en op 19 november 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.