Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
6 mei 2014;
- het verweerschrift, ingekomen op 19 juni 2014;
ingekomen op 21 augustus 2014;
- het "verweerschrift op zelfstandig verzoek" (zie hierna ook onder rechtsoverweging
4.3), ingekomen op 22 augustus 2014;
- de brief met bijlagen en bijbehorend journaalbericht van mr. Wesdorp van 11
september 2014, ingekomen op 12 september 2014;
- de brief met bijlagen en bijbehorend journaalbericht van mr. Wesdorp van 12
september 2014, ingekomen op 15 september 2014.
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
De processuele klacht
De ingangsdatum
De behoefte
€ 46.700,- (bruto) en bestond in 2009 geen recht op kindgebonden budget bij een toetsingsinkomen van meer dan € 46.173,- uitgaande van één kind. Voormeld NBI van
€ 3.100,- per maand correspondeert omgerekend met een bruto inkomen van ongeveer
€ 51.700,- per jaar (tarieven 2008/1). Het hof zal er daarom vanuit gaan dat partijen geen recht hadden op kindertoeslag dan wel kindgebonden budget in de laatste periode van het huwelijk en het NBI van € 3.100,- dus niet hoeft te worden verhoogd
* de aanvaardbaarheidstoets
De draagkracht van de vrouw
(€ 452,- per maand), zal het hof het aandeel van partijen in de behoefte van [de minderjarige1] bepalen aan de hand van een draagkrachtvergelijking. Zoals gebruikelijk geschiedt die draagkrachtvergelijking aan de hand van de formule: ieders draagkracht / totale draagkracht x behoefte).
en dat van de vrouw € 109,- per maand. Derhalve komt van de totale behoefte van de minderjarige [de minderjarige1], een gedeelte van € 343,- per maand voor rekening van de man en een gedeelte van € 109,- per maand voor rekening van de vrouw.