In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van de kinderalimentatie die de man aan de vrouw dient te betalen voor hun minderjarige kinderen. De man heeft in eerste aanleg verzocht om nihilstelling van de kinderalimentatie, die oorspronkelijk was vastgesteld op € 365,- per kind per maand, en later geïndexeerd naar € 388,15. De rechtbank heeft in haar beschikking van 9 december 2013 de alimentatie voor de periode van 20 juni 2012 tot 1 april 2013 op nihil vastgesteld en vanaf 1 april 2013 op € 25,- per kind per maand. De man is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing, terwijl de vrouw incidenteel appel heeft ingesteld om de alimentatie te verhogen naar € 388,15 per kind per maand.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof vastgesteld dat de man sinds 5 december 2010 geen omgang meer heeft met de kinderen en dat hij in 2012 in staat van faillissement is verklaard. Het hof heeft de behoefte van de kinderen vastgesteld op € 640,- per maand voor beide kinderen, en heeft overwogen dat de man, ondanks zijn faillissement, een bijdrage dient te leveren aan de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kinderen. Het hof heeft geoordeeld dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn huidige inkomen, en dat zijn verzoek om nihilstelling van de alimentatie in beginsel moet worden toegewezen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn.
Uiteindelijk heeft het hof besloten dat de man voor de periode van 1 april 2013 tot 4 december 2013 geen alimentatie hoeft te betalen, maar vanaf 4 december 2013 een bedrag van € 148,- per kind per maand dient te voldoen. De beslissing van de rechtbank is vernietigd en de alimentatie is aangepast aan de huidige omstandigheden, waarbij rekening is gehouden met de onderhoudsplicht van de man voor zijn andere kinderen.