Uitspraak
de moeder,
de vader,
1.Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering,
LJ&R.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 december 2014, gaat het om een geschil tussen ouders over het gezag en de zorgregeling voor hun minderjarige kind, geboren in 2011. De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, waarin het gezamenlijk gezag werd gehandhaafd en het hoofdverblijf van het kind bij de vader werd bepaald. De moeder verzoekt het hof om het hoofdverblijf van het kind bij haar te bepalen en een uitgebreide zorgregeling vast te stellen. De vader heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en het gezag alleen aan hem toe te kennen.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders al jarenlang in een hevige strijd verwikkeld zijn, wat schadelijk is voor de ontwikkeling van het kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft zijn zorgen geuit over de opvoedingsomgeving en de aanhoudende conflicten tussen de ouders. Het hof oordeelt dat het gezamenlijk gezag niet langer in het belang van het kind is en dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. Daarom wordt het verzoek van de vader om het eenhoofdig gezag toe te kennen toegewezen.
Wat betreft de zorgregeling, heeft het hof besloten dat het kind bij de moeder verblijft in een weekend per veertien dagen en de helft van de vakanties en feestdagen. De ouders zijn verplicht om de helft van het halen en brengen voor hun rekening te nemen. Het hof heeft geen aanleiding gezien om toezicht te stellen op de haal- en brengmomenten, maar benadrukt dat beide ouders een positieve houding moeten aannemen ten opzichte van elkaar in het belang van het kind. De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en het hof neemt een beslissing die het belang van het kind vooropstelt.