ECLI:NL:GHARL:2015:10103

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2015
Publicatiedatum
13 januari 2016
Zaaknummer
200.178.405/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen bij de vader na ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige kinderen [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, die op 8 en 18 september 2015 machtiging verleende tot (spoed)uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader. De moeder verzocht het hof om deze beschikkingen te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) tot uithuisplaatsing af te wijzen.

Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen sinds begin 2013 onder toezicht staan van de GI en dat er een noodzakelijke behandeling voor hen is gestart. De moeder heeft echter de behandeling onderbroken en was onbereikbaar voor de GI. Dit leidde tot zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder. De vader heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in de opvoeding van de kinderen en het hof oordeelde dat het in het belang van de kinderen was om bij de vader te blijven wonen. Het hof heeft de bestreden beschikkingen van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop stond.

De beslissing van het hof houdt in dat de kinderen bij de vader blijven wonen en dat de kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij ieder van de partijen zijn eigen kosten draagt. Het hof benadrukt het belang van een goede hulpverlening voor het gezinssysteem en de noodzaak om snel duidelijkheid te krijgen over het perspectief van de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.178.405/01
(zaaknummers rechtbank Noord-Nederland C/17/144053 / FJ RK 15-886 en C/1743966 FJ RK 15-872)
beschikking van de familiekamer van 17 december 2015
inzake
[de moeder],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.D. Nijenhuis, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
kantoorhoudend te Leeuwarden,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de gecertificeerde instelling of de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader],
wonende te [B] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.J. Buitenhuis, kantoorhoudend te Drachten,

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 8 september 2015 en 18 september 2015, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 11 oktober 2015, is de moeder in hoger beroep gekomen van voormelde beschikkingen. De moeder verzoekt het hof die beschikkingen te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de GI tot (spoed)uithuisplaatsing af te wijzen.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 10 november 2015, heeft de gecertificeerde instelling (het hof begrijpt:) de verzoeken in hoger beroep van de moeder bestreden. De GI verzoekt het hof het appelschrift van 11 oktober 2015 ongegrond te verklaren en (het hof begrijpt:) de bestreden beschikkingen, met inachtneming van de artikelen 3, 4 en 12 IVRK, te bekrachtigen.
2.3
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 12 november 2015, heeft de vader de verzoeken in hoger beroep van de moeder bestreden. De vader verzoekt de moeder in haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen, met bekrachtiging van de beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland en met veroordeling van de man in de kosten van de appelprocedure, althans kosten rechtens. Bij journaalbericht van 17 november 2015 met bijlage heeft mr. Buitenhuis zijn petitum gewijzigd, in die zin dat er in plaats van "met veroordeling van de man in de kosten van de appelprocedure, althans kosten rechtens" dient te worden gelezen "met veroordeling van de moeder in de kosten van onderhavige appelprocedure, althans kosten rechtens".
2.4
De minderjarige [de minderjarige1] (hierna te noemen: [de minderjarige1] ), geboren [in]
2002, heeft zijn mening met betrekking tot de zaak kenbaar gemaakt bij brief, bij het hof binnengekomen op 29 oktober 2015.
2.5
Op 19 november 2015 is voorts een journaalbericht van dezelfde datum van
mr. Nijenhuis met bijlage bij het hof binnengekomen, zijnde het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg van 16 september 2015.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 19 november 2015 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de GI zijn mr. [I] , mevrouw [C] en mevrouw [D] verschenen. Voorts is de vader verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad) is - in het kader van zijn adviserende taak - de heer [E] verschenen.
Mr. [I] heeft het woord ter zitting mede gevoerd aan de hand van een door haar overgelegde pleitnota.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit de voorhuwelijkse affectieve relatie respectievelijk het inmiddels ontbonden huwelijk van partijen zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (hierna te noemen: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2006, geboren. De vader en de moeder hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen. De moeder heeft tot medio 2012 gedurende ongeveer twee jaar gestudeerd in [F] . Zij was in die periode alleen in de weekenden thuis bij de kinderen. De vader heeft toen grotendeels in de dagelijkse verzorging en opvoeding van de kinderen voorzien. De ouders hebben gedurende de gehele echtscheidingsprocedure nog samen met de kinderen in de voormalig echtelijke woning te [G] gewoond. Wel leefden zij feitelijk zoveel mogelijk gescheiden van elkaar, de een boven, de ander beneden. De ouders aten om de beurt met de kinderen en spraken niet met elkaar. Het is met name deze voor de kinderen uiterst belastende situatie geweest die op 20 maart 2013 tot een ondertoezichtstelling heeft geleid. Deze ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 20 september 2016.
3.2
Vanaf medio april 2013 is de vader in het naastgelegen dorp [B] gaan wonen. De kinderen zijn bij de moeder in [G] gebleven. Het hoofdverblijf van de kinderen is bij beschikking van 20 maart 2013, bekrachtigd bij beschikking van dit hof op 7 januari 2014 bij de moeder bepaald.
3.3
De GI heeft de rechtbank bij verzoekschrift, bij de rechtbank binnengekomen op
8 september 2015 (daags voor de behandeling van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling tot 20 september 2016), verzocht de kinderen met spoed uit huis, bij de moeder waar zij woonden in [G] , te plaatsen bij de vader in [B] voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 20 september 2015.
3.4
Bij de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde bestreden beschikking van 8 september 2015 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, machtiging verleend tot (spoed)uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de andere ouder met gezag, namelijk de vader, met ingang van 8 september 2015, voor de (naar het hof begrijpt:) duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 20 september 2015. Deze machtiging is met ingang van
10 september 2015 geëffectueerd.
3.5
De GI heeft de rechtbank bij verzoekschrift, bij de rechtbank binnengekomen op
11 september 2015, verzocht de uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 20 september 2016.
3.6
Bij de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde bestreden beschikking van
18 september 2015 heeft de rechtbank machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de andere ouder met gezag, namelijk de vader, met ingang van
20 september 2015 tot uiterlijk 20 december 2015. De rechtbank heeft de beslissing voor het overige aangehouden tot de zitting van de rechtbank van vrijdag 11 december 2015 en de GI verzocht om uiterlijk 4 december (naar het hof begrijpt:) 2015 schriftelijk te rapporteren omtrent de stand van zaken.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, BW kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
4.2
De moeder kan zich niet verenigen met de (spoed)uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij hun vader en stelt dat de rechtbank hiertoe ten onrechte machtigingen voor heeft verleend.
4.3
Naar het oordeel van het hof heeft de kinderrechter de door de GI verzochte machtigingen tot (spoed)uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] terecht verstrekt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de kinderen sinds begin 2013 onder toezicht van de GI staan. In het kader van de ondertoezichtstelling is een noodzakelijk geachte behandeling van de kinderen bij [H] ingezet. De moeder heeft de behandeling bij [H] vlak na start hiervan, op 17 juli 2015, onderbroken na overleg met haar huisarts. De moeder stelde dat de behandeling tot klachten bij de kinderen leidde, maar heeft deze klachten voor de onderbreking van het traject niet besproken met de behandelaar van [H] of de GI. De GI heeft, na het onderbreken van de behandeling door de moeder, pogingen ondernomen om met de moeder in contact te komen. Dit is de GI echter niet gelukt. De moeder reageerde niet op brieven, e-mails en telefoontjes van de GI en ook op een e-mail, die in kopie aan de advocaat van de moeder is gestuurd, is niet gereageerd. Ook heeft de moeder nagelaten, om na 20 juli 2015, zelf contact met de GI te zoeken.
De moeder heeft zichzelf en de kinderen vervolgens op 1 september 2015 ingeschreven op een adres in [A] . De moeder had haar verhuisplannen vooraf niet besproken met de GI en / of de vader en ook de scholen van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn vooraf hiervan niet op de hoogte. Dit alles bij elkaar vormt naar het oordeel van het hof voldoende aanleiding om de kinderen in het belang van hun verzorging en opvoeding uit huis te plaatsen bij hun vader. Het hof sluit zich in deze aan bij de overwegingen van de kinderrechter dienaangaande, de conclusies in de brief van 4 september 2015 van [H] in combinatie met de in die periode gebleken omstandigheden, te weten de door moeder zonder vooroverleg met de GI stopgezette therapie bij [H] , de moeder die onbereikbaar is voor de GI en de niet door de moeder besproken verhuisplannen van haar en de kinderen in [A] .
4.4
De moeder stelt dat de inhoud van de brief van [H] van 4 september 2015, waarin een zeer zorgelijk beeld van de opvoedingssituatie bij de moeder wordt geschetst, niet te rijmen is met het feit dat de eerdere gezinsvoogd geen zorgen heeft geuit over de opvoedingssituatie bij de moeder. De moeder heeft het hof ter zitting verzocht een tegen onderzoek te gelasten. Hoewel het hof, met de moeder, van oordeel is dat de inhoud van de brief van [H] inderdaad niet in lijn ligt met het eerdere verloop van de ondertoezichtstelling van de kinderen en de ingezette Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling (IAG), ziet het hof hierin geen aanleiding om thans een deskundigenonderzoek te gelasten. Daarbij acht het hof het met name van belang dat sinds de verhuizing van de moeder naar [A] bij de GI geen zicht is op de situatie bij moeder thuis en dit geldt ook voor haar beschikbaarheid, in verband met haar werk. Ook is nog niet duidelijk in hoeverre het contact met de vader gewaarborgd zal zijn indien de kinderen bij de moeder zouden wonen. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn gevoelige, kwetsbare en beschadigde kinderen die reeds veel onrust en instabiliteit hebben gekend. De kinderen verblijven thans bij hun vader die ook altijd een grote rol in de opvoeding en verzorging van de kinderen heeft gehad. De kinderen hebben met een plaatsing bij de vader in elk geval ook een vertrouwde leefomgeving behouden. Een terugkeer van de kinderen naar de moeder kan derhalve, los van haar opvoedingskwaliteiten, mede hierom op dit moment (nog) niet aan de orde zijn. Het hof acht een toewijzing van dit verzoek om die reden dan ook in strijd met de belangen van de kinderen. Wel acht het hof het zinvol dat er - gelet op de ernst van de strijd tussen partijen - door de GI, in het kader van de ondertoezichtstelling, gekeken wordt naar het hele gezinssysteem en dat wordt onderzocht wat de kinderen (en de ouders) thans aan hulpverlening nodig hebben. Het hof acht het voorts van belang dat met spoed gekeken wordt naar de gewenste verblijfplaats voor de kinderen en dat het perspectief van de kinderen zo snel mogelijk duidelijk wordt, te meer nu de GI is afgeweken van het advies van [H] om de kinderen in een neutraal pleeggezin te plaatsen.

5.De slotsom

5.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikkingen
bekrachtigen.
5.2
Het hof ziet in het door de man met betrekking tot de proceskosten gestelde geen aanleiding af te wijken van het gebruikelijke uitgangspunt. Derhalve zullen, nu partijen gewezen echtgenoten zijn, de kosten van het geding in de onderhavige procedure worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland van
8 en 18 september 2015;
compenseert de kosten van het geding in de onderhavige procedure, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. den Hollander, mr. A.W. Beversluis en
mr. H.J. de Ruijter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
17 december 2015 in bijzijn van de griffier.