Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
mr. Mourik.
3.De vaststaande feiten
[geïntimeerde] is de broer van [C] en zijn bewindvoerder en mentor.
4.De motivering van de beslissing
- kort gezegd - op het standpunt dat haar broer [geïntimeerde] dient te worden ontslagen als mentor en bewindvoerder van [C] . [verzoekster] heeft er geen vertrouwen in dat [geïntimeerde] de financiële belangen van haar broer op juiste wijze behartigt, nu volgens haar bij de afwikkeling van de nalatenschap van hun moeder, wier financiële belangen hij ook behartigde, naar voren is gekomen dat [geïntimeerde] vermoedelijk een bedrag van € 88.000,-- heeft onttrokken aan het vermogen van moeder. Tevens zijn er door hem grote bedragen onttrokken aan de bankrekening van [C] , aldus [verzoekster] .
de zogenoemde onttrekkingen aan het vermogen van [C] is hiertoe, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door [geïntimeerde] , onvoldoende. Het hof neemt hierbij
in aanmerking dat [geïntimeerde] onweersproken heeft gesteld dat hij elk jaar aan de kantonrechter rekening en verantwoording aflegt en er tot op heden ook elk jaar door de kantonrechter goedkeuring is verleend. De door [verzoekster] genoemde voorbeelden van overboekingen van gelden van de rekening van [C] naar de rekening van de moeder dateren uit 2012. [geïntimeerde] heeft ter zitting van het hof erkend dat er in dat jaar een tijdelijke verschuiving van het geld van [C] heeft plaatsgevonden in verband met schulden van de moeder van partijen. Een en ander verdient niet de schoonheidsprijs, maar levert, nu [geïntimeerde] onweersproken heeft gesteld dat het geld weer is teruggestort naar de rekening van [C] en niet is gebleken dat er nadien nogmaals gelden van [C] zijn aangewend om betalingsverplichtingen van een ander te voldoen, onvoldoende aanwijzing op dat [geïntimeerde] zijn taak als bewindvoerder niet naar behoren zou uitvoeren. Gebleken is dat hij zijn taak als bewindvoerder en mentor al zo'n tien jaar onbetaald en op intensieve wijze naar tevredenheid van zijn andere broers en zus [F] , die het verzoek van [verzoekster] dan ook niet ondersteunen, uitoefent.
Uit de verklaringen van deze broers en zus blijkt dat [C] veel baat heeft bij de zorg en hulp die [geïntimeerde] hem biedt. [C] en [geïntimeerde] wonen dicht bij elkaar en [geïntimeerde] komt elke woensdag een hele dag bij zijn broer. Ook hebben zij dagelijks telefonisch contact. [verzoekster] heeft daarentegen, zo heeft zij ter zitting van het hof naar voren gebracht, nauwelijks contact met [C] en heeft dat in het verleden ook niet gehad.
5.De slotsom
6.De beslissing
24 april 2015;