ECLI:NL:GHARL:2015:10174

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 december 2015
Publicatiedatum
27 mei 2016
Zaaknummer
200.149.026
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in pachtzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 december 2015 een verzoek tot wraking behandeld dat was ingediend door [verzoeker] tegen mr. W.L. Valk, die als voorzitter optrad in een aanhangige pachtzaak. Het wrakingsverzoek volgde op een pleidooi dat had plaatsgevonden in een pachtzaak tussen [appellanten in de hoofdzaak] en [verzoeker]. Tijdens dit pleidooi heeft mr. Van Rappard, de advocaat van [verzoeker], een verzoek tot wraking ingediend, omdat hij meende dat mr. Valk zich partijdig had opgesteld tijdens een eerdere plaatsopneming in 2013. De wrakingskamer heeft de gronden van het verzoek beoordeeld, waarbij [verzoeker] aanvoerde dat mr. Valk een stelling had ingenomen die de indruk wekte van partijdigheid. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die deze veronderstelling konden weerleggen. De wrakingskamer concludeerde dat de stellingen van [verzoeker] niet voldoende waren om aan te nemen dat mr. Valk vooringenomen was. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
zaaknummer gerechtshof 200.149.026/02
beslissing van de wrakingskamer van 11 december 2015
inzake het verzoek tot wraking gedaan door
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker tot wraking,
hierna: [verzoeker] ,
advocaat: mr. A.G.A. van Rappard.

1.De procedure

1.1
In de bij dit hof aanhangige pachtzaak met zaaknummer 200.149.026/01 tussen [appellanten in de hoofdzaak] enerzijds en [verzoeker] anderzijds heeft ten overstaan van de pachtkamer, bestaande uit mr. W.L. Valk (voorzitter), mr. F.J.P. Lock, mr. Th.C.M. Willemse, mr. ing. E. Vinke en ir. H.K.C. Roelofsen, bijgestaan door de griffier mr. ing. H. Revoort, een pleidooi plaatsgevonden, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt.
1.2
Tijdens het pleidooi, waarbij aanwezig waren de heren [appellanten in de hoofdzaak] , bijgestaan door advocaat mr. K. Dankers, en [verzoeker] , bijgestaan door mr. Van Rappard, heeft mr. Van Rappard een verzoek tot wraking van mr. Valk ingediend en heeft de pachtkamer de behandeling van de zaak geschorst.
1.3
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de gronden van de wraking zoals vastgelegd in de proces-verbaal.
1.4
Mr. Valk heeft schriftelijk laten weten niet in de wraking te berusten en bij de behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig te willen zijn.
1.5
De mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking heeft plaatsgevonden op 27 november 2015, waarbij [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat; mr. Valk is eveneens verschenen. Verder is de heer [appellanten in de hoofdzaak] verschenen. Zowel mr. Van Rappard als mr. Valk heeft een notitie overgelegd.
1.6
De wrakingskamer heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.De beoordeling van het wrakingsverzoek

2.1
De wrakingsgronden zijn vastgelegd in het proces-verbaal van de terechtzitting van
22 oktober 2015. [verzoeker] heeft zijn wrakingsverzoek nader toegelicht en geconcretiseerd bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van dit verzoek. Het hof neemt gronden zoals geformuleerd in de notitie en toegelicht tijdens de mondelinge behandeling tot uitgangspunt.
Samengevat komen de stellingen van [verzoeker] neer op het volgende. In 2012 / 2013 is tussen [verzoeker] als verpachter en [appellanten in de hoofdzaak] als pachter een procedure gevoerd bij de Grondkamer Noord en nadien bij de Centrale Grondkamer. In de procedure bij de Centrale Grondkamer heeft op 6 november 2013 een plaatsopneming plaatsgevonden onder voorzitterschap van mr. Valk. Tijdens deze plaatsopneming is onder meer gesproken over wat onder het gepachte moet worden verstaan. Zonder enig voorbehoud of aan te geven dat het een voorlopig oordeel betrof heeft mr. Valk gesteld ‘Onder het gepachte dient te worden verstaan het gepachte bedrijf.’ Door deze opmerking zonder enig voorbehoud en met veel stelligheid te maken, heeft mr. Valk zich partijdig opgesteld.
Partij [appellanten in de hoofdzaak] werd in de procedure voor de Centrale Grondkamer bijgestaan door mr. G.M.F. Snijders. Met Snijders en een derde vormt mr. Valk al geruime tijd een commissie die zich bezighoudt met het opstellen van voorstellen tot herziening van het pachtrecht. Het is onwaarschijnlijk dat in het contact tussen Snijders en mr. Valk de zaak van [verzoeker] niet ter sprake is gekomen evenals dat onwaarschijnlijk is dat dit – al dan niet bewust – invloed heeft gehad op de wijze waarop mr. Valk [verzoeker] tegemoet is getreden.
Op voormelde gronden heeft [verzoeker] er geen vertrouwen meer in dat mr. Valk de benodigde onpartijdigheid in acht zal kunnen nemen.
2.2
De wrakingskamer stelt voorop dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter uitgangspunt dient te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief is gerechtvaardigd.
2.3
Volgens de aantekeningen (sub 13) van mr. Van Rappard heeft mr. Valk tijdens de plaatsopneming op 6 november 2013 gezegd:
‘Onder het gepachte dient te worden verstaan het gepachte bedrijf.’
Gesteld noch gebleken is dat deze uitlating van Valk in het huidige (geschorste) geding voor de pachtkamer van enig belang is voor de beoordeling van het geschil, waarin de vordering tot aanmerking als medepachter aan de orde is.
Daarnaast levert de inhoud van de opmerking geen (zwaarwegende) aanwijzing op voor het oordeel dat mr. Valk jegens [verzoeker] vooringenomenheid koestert, althans dat de bij [verzoeker] dienaangaande bestaande vrees objectief is gerechtvaardigd, temeer nu deze opmerking voor meerdere uitleg vatbaar is (nu [appellanten in de hoofdzaak] van [verzoeker] pacht, maar daarnaast ook van anderen).
2.4
Over de gestelde samenwerking tussen mr. Valk en mr. Snijders overweegt de wrakingskamer het volgende. Wat er ook zij van het ontbreken van een vermelding van de deelname van mr. Valk aan de onderhavige commissie in het register van nevenfuncties op rechtspraak.nl, gesteld noch gebleken is dat mr. Snijders op enige wijze betrokken is bij het onderhavige geding voor de pachtkamer. Mr. Valk heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat mr. Snijders gepensioneerd is, hetgeen [verzoeker] niet heeft weersproken. Tevens heeft mr. Valk toegelicht dat hij in april / mei 2014 met mr. Snijders heeft gesproken en een vorm van samenwerking tot stand is gekomen met betrekking tot voorstellen voor herziening van het pachtrecht. Omdat mr. Snijders in de procedure voor de Centrale Grondkamer de advocaat was van [appellanten in de hoofdzaak] , heeft mr. Valk daarom destijds besloten zich terug te trekken van die zaak als lid van de Centrale Grondkamer.
Nu mr. Snijders in het huidige geding voor de pachtkamer niet betrokken is, leveren de voornoemde contacten tussen mr. Valk en mr. Snijders geen (zwaarwegende) aanwijzing op voor het oordeel dat mr. Valk jegens [verzoeker] vooringenomenheid koestert, althans dat de bij [verzoeker] dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.5
De slotsom is dat het verzoek tot wraking van mr. Valk zal worden afgewezen.

3.De beslissing

De wrakingskamer, beslissende op het verzoek tot wraking:
wijst het verzoek tot wraking van mr. Valk af.
Deze beslissing is gegeven door mr. H. van Loo, voorzitter, mr. G. Mintjes en mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en is in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.C. Zandman in het openbaar uitgesproken op 11 december 2015.