ECLI:NL:GHARL:2015:10185
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verdachte in hoger beroep
Op 19 mei 2015 vond een openbare terechtzitting plaats bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waar de zaak tegen een verdachte werd behandeld. De verdachte, geboren in 1966 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was niet verschenen. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman, advocaat-generaal, die de zaak voorstelde. De advocaat-generaal vorderde de niet-ontvankelijkheid van de verdachte op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De voorzitter van het hof, mr. W.P.M. ter Berg, merkte op dat de verdachte geen schriftelijke of mondelinge bezwaren had ingediend tegen het vonnis dat in deze zaak voorlag. Bovendien waren er geen redenen aanwezig die een inhoudelijke behandeling van de zaak noodzakelijk maakten.
Na het sluiten van het onderzoek deed het hof direct uitspraak en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep. Dit proces-verbaal werd opgemaakt en ondertekend door de voorzitter en de griffier, mw. A. Boersma. De uitspraak is een bevestiging van de procedurele regels die van toepassing zijn in strafzaken, waarbij de afwezigheid van de verdachte en het ontbreken van bezwaren leidde tot de beslissing van het hof.