ECLI:NL:GHARL:2015:1028

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 februari 2015
Publicatiedatum
13 februari 2015
Zaaknummer
200.133.144-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en onduidelijkheid over de staat en identiteit van de vrouw met verzoek om onderzoek door het Openbaar Ministerie

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de echtscheiding centraal tussen een man en een vrouw, waarbij onduidelijkheid bestaat over de staat en identiteit van de vrouw. De man heeft verzocht om ontbinding van het huwelijk, maar het hof heeft in een eerdere tussenbeschikking van 3 april 2014 geoordeeld dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd van het bestaan van een wettig huwelijk. De vrouw, aangeduid als appellante, heeft haar identiteit en geslachtsnaam bevestigd, maar de man heeft verschillende documenten overgelegd die niet eenduidig zijn. Het hof heeft de zaak aangehouden om de man in de gelegenheid te stellen nadere bewijsstukken te overleggen. De man heeft een uittreksel van de Basisregistratie Personen (BRP) overgelegd, maar het hof heeft geconstateerd dat er discrepanties zijn in de spelling van de achternaam van de vrouw. Het hof heeft besloten het Openbaar Ministerie te verzoeken om nader onderzoek te doen naar de identiteit van de vrouw en het bestaan van het huwelijk, en heeft partijen de gelegenheid gegeven om binnen veertien dagen schriftelijk te reageren op de vragen die het hof heeft gesteld. De beslissing van het hof is genomen op 10 februari 2015, waarbij de griffier is verzocht om de originele huwelijksakte en de beëdigde vertaling daarvan in handen te stellen van de hoofdadvocaat-generaal voor verder onderzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.133.144/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/07/200959 FL RK 12/1548)
beschikking van de familiekamer van 10 februari 2014
inzake
volgens de beschikking van de rechtbank en het uittreksel uit de basisadministratie: [appellante](geboren op 16 april 1965),
volgens het beroepschrift: [appellante1],
volgens de huwelijksakte: [appellante2],wonende te [A],
appellante in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.G. Wiebes, kantoorhoudend te Lelystad,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [A],
verder te noemen: de man,
geïntimeerde in hoger beroep,
advocaat: mr. E. Lucas, kantoorhoudend te Lelystad.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
Bureau Jeugdzorg Flevoland,
sinds 1 januari 2015
Samen Veilig Flevoland
gevestigd te Lelystad,
hierna te noemen: BBJZ of GI.

1.Het verdere procesverloop

1.1
Het hof verwijst naar zijn tussenbeschikking van 3 april 2014.
1.2
Na de tussenbeschikking zijn ter griffie van het hof binnengekomen:
- een journaalbericht van 28 april 2014 met bijlage van mr. Wiebes;
- een journaalbericht van 28 april 2014 met bijlagen van mr. Lucas;
- een journaalbericht van 30 april 2014 met bijlage van mr. Wiebes;
- een journaalbericht van 12 november 2014 met bijlage van mr. Lucas.

2.De verdere beoordeling

2.1
In de tussenbeschikking van 3 april 2014 heeft het hof, zakelijk weergegeven, op grond van de bestaande onduidelijkheid van de staat en identiteit van de vrouw en/of de echtgenote van de man voorlopig geoordeeld dat de man het bestaan van een wettig huwelijk met [appellante], van welk huwelijk hij ontbinding door middel van echtscheiding verzoekt, onvoldoende heeft aangetoond.
2.2
Het hof heeft de zaak aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen zich hierover nader uit te laten en in het bijzonder de man in staat te stellen om nadere bescheiden te overleggen waaruit wel het bestaan van zijn huwelijk met [appellante] kan worden afgeleid.
nader standpunt partijen
2.3
De man stelt dat er geen sprake van kan zijn dat er twijfel is over de identiteit van de vrouw in deze procedure, noch over de vraag of hij met haar is gehuwd op de datum als vermeld in het verzoekschrift (toevoeging hof: 1987) en de beschikking van de rechtbank (toevoeging hof: 3 februari 1987). Subsidiair verzoekt hij het hof ten aanzien van het vaststellen van identiteit van de vrouw die in deze procedure de wederpartij van de man is met wie hij [in] februari 1987 in het huwelijk is getreden een onderzoek door het Openbaar Ministerie te gelasten.
2.4
De man heeft ter verdere onderbouwing van zijn stellingen dat hij is gehuwd met de vrouw een uittreksel Basisregistratie Personen (BRP) van 7 april 2014 overgelegd waaruit blijkt dat daarin is opgenomen: [appellante]
,geboren [in] 1965 te [B] Marokko, gehuwd met [geïntimeerde], geboren op 00 00 1961 te [C] Marokko en wel [in] 1987 te [D], Marokko. Voorts heeft de man verwezen naar een door hem overlegde email van 24 april 2014 waarin volgens de man door [E], het vertaalcentrum, uiteen wordt gezet dat het kan voorkomen dat spellingswijzen afwijken en dat dit te maken heeft met het feit dat de letters in het Arabische schrift niet allemaal voorkomen in het Latijnse schrift en derhalve de transcriptie van het Arabisch naar het Nederlands geen mathematische zekerheid is.
2.4
De vrouw stelt dat haar geslachtsnaam zoals deze is geregistreerd in de BRP correct wordt weergegeven. Voorst wijst zij er op dat het door de man overgelegde uittreksel van een huwelijksakte is uitgegeven op 6 oktober 1999 en derhalve dateert van geruime tijd na de huwelijksdatum [in] 1987, alsmede dat deze akte met de hand is geschreven. Zij wijst erop dat in de door de man verstrekte toelichting duidelijk wordt aangegeven dat de (vertaalde) naam in de huwelijksakte daadwerkelijk luidt
[appellante3], en dat dat niet is de geslachtsnaam van de vrouw.
motivering van de beslissing
2.5
Het hof ziet zich opnieuw voor de vraag gesteld of op basis van de thans overgelegde stukken voldoende vast staat dat sprake is van een rechtsgeldig huwelijk tussen de man en [appellante] waarbij in aanmerking dient te worden genomen dat, zoals de man stelt, het mogelijk kan voorkomen dat een spellingwijze van de achternaam vanwege de transcriptie van het Arabisch naar het Nederlands verschilt.
2.6
Ook op grond van de thans aanwezige stukken is het hof (voorlopig) nog van oordeel dat de man onvoldoende heeft aangetoond dat sprake is van een wettig huwelijk tussen hem en [appellante]. Het hof heeft hiertoe het volgende overwogen.
2.7
Het hof heeft in de stukken de volgende informatie aangetroffen over de datum van het (vermeende) huwelijk, alsmede de geboortedatum van de man en de achternaam van de vrouw.
Datum (vermeende) huwelijk
In de beschikking van 2 juli 2012 is als vaststaand feit aangenomen dat het huwelijk [in]
januari 1987is voltrokken. De man stelt in zijn verzoekschrift van 31 juli 2012, ingediend op 1 augustus 2012, te zijn gehuwd in 1987. In de beschikking waarvan beroep is uitgegaan van een huwelijk [in]
februari 1987. In de beëdigde vertaling van de huwelijksakte (hierna: akte) wordt eveneens uitgegaan van [...] februari 1987. In zijn brief van 28 april 2014 zoals door de man overlegd bij journaalbericht van 28 april 2014 stelt de man te zijn gehuwd op
februari 1987.
Geboortedatum man
Uit het uittreksel uit de basisadministratie van 1 augustus 2012 blijkt dat de man staat geregistreerd als zijnde geboren op
00 00 1961. Op zijn patiëntenkaart wordt melding gemaakt van een geboortedatum [in]
1961, alsmede in een brief van [appellante1] van 8 juli 2011 en 1 februari 200?, het proces-verbaal van 14 juni 1996 van brigadier [F], het proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 1996 van verbalisant [G]. In het stamblad gegevens jeugdige en ouders van Bureau Jeugdzorg wordt als de geboortedatum van de man
[...] januari 1961vermeld.
Achternaam vrouw
Het verzoekschrift van de man is gericht tegen [appellante], conform ook het uittreksel uit de basisadministratie van 1 augustus 2012 zoals door de man is overgelegd. In de door de man overgelegde beëdigde vertaling van de akte, ‘Uittreksel huwelijksakte’ staat vermeld [appellante2]. De man stelt daarbij dat uit een afschrift van een mailcorrespondentie tussen [E] BV en Nauta&Lucas Advocaten, (productie 3 bij het journaalbericht van 28 april 2014) blijkt dat de vertaler (het hof begrijpt: van de huwelijksakte) zich nader op het standpunt stelt dat de achternaam moet luiden
[appellante3].
2.8
Na de tussenbeschikking van het hof van 3 april 2014 heeft de man een uittreksel Basisregistratie Personen (BRP, voorheen GBA) van 7 april 2014 overgelegd van de gemeente [A]. Uit de basisregistratie blijkt dat daarin is opgenomen [appellante], geboren [in] 1965 te [B] Marokko. Ook blijkt uit dit uittreksel omtrent haar burgerlijke staat dat zij [in] 1987 te [D] Marokko is gehuwd met [geïntimeerde], geboren op 00 00 1961 te [C] Marokko.
2.9
De gegevens in de BRP ten aanzien van [appellante] stemmen voor wat betreft de huwelijksdatum, alsmede de voornaam en geboortedatum overeen met de door de man overgelegde beëdigde vertaling van de huwelijksakte. Onveranderd is er een verschil in de spelling van de achternaam. Immers in de BRP is opgenomen [appellante]terwijl in de (vertaling van de) akte wordt vermeld [appellante2]. Het hof is gelet op het bepaalde in artikel 10:20 van het Burgerlijk Wetboek van oordeel dat de schrijfwijze zoals vermeld in het BRP in deze in beginsel leidend is. Hieruit volgt dat de schrijfwijze van de achternaam in de huwelijksakte op twee punten afwijkt. In de akte mist de tweede ''â" en staat als extra laatste letter een ''i"'.
2.1
Anders dan de man kennelijk voorstaat en los van het gevolg dat daar aan zou dienen te worden verbonden, gaat het hof op grond van de door de man overgelegde voornoemde
mailcorrespondentie tussen [E] BV en Nauta&Lucas Advocaten er niet van uit dat ook de vertaler thans van mening is dat de achternaam moet luiden
[appellante3]en derhalve het verschil in schrijfwijze zich beperkt tot de extra laatste letter ''i"'. De man heeft zijn stelling op dit punt onvoldoende onderbouwd. De mailcorrespondentie is niet volledig en niet ondertekend terwijl voorts uit die mailcorrespondentie blijkt dat aan de advocaat van de man een andere beëdigde vertaling zou zijn overgelegd, terwijl deze andere beëdigde vertaling niet aan het hof is overgelegd. Ook is in dit kader aan het hof niet overgelegd de uitleg over de discrepantie van de laatste letter "j" in het BRP en de laatste letter "i" in de beëdigde vertaling van de akte, welk informatie de man volgens zijn brief van 28 april 2014 bij [E] heeft opgevraagd.
2.11
Onduidelijk is wanneer en aan de hand van welk(e) brondocument(en) de gegevens zijn ontleend die omtrent de voor- en achternaam van de vrouw - [appellante] - en het huwelijk - en in het bijzonder de huwelijkspartner, de huwelijksdatum, alsmede de voornaam en geboortedatum van [appellante] - zijn opgenomen in de BRP. Het hof merkt hierbij op dat de gegevens omtrent het huwelijk, gezien de datum waarop de man zich in Nederland heeft gevestigd, mogelijk op grond van de Wet Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (die in werking is getreden op 1 oktober 1994) dan wel, gezien de datum van het huwelijk, mogelijk op grond van het tot 1 oktober 1994 geldende Besluit Bevolkingsboekhouding, zijn opgenomen.
2.12
Het hof acht het nodig dat hierover, zo mogelijk, nadere informatie beschikbaar komt en zal het Openbaar Ministerie opdragen hiernaar nader onderzoek te doen. Het Openbaar Ministerie heeft immers ook de mogelijkheid om, indien mocht blijken dat de gegevens omtrent het huwelijk ten onrechte zijn opgenomen in de BRP, de doorhaling daarvan te bewerkstelligen.
2.13
Ten tijde van het (vermeende) huwelijk [in] 1987, was [appellante] volgens de BRP reeds (lange tijd) gevestigd in Nederland. Bij het hof is niet bekend of zij reeds toen over de Nederlandse nationaliteit beschikte. Wat betreft de schrijfwijze van de achternaam van de vrouw bestaat de mogelijkheid dat zij (dan wel haar wettelijk vertegenwoordigers) bij gelegenheid van de naturalisatie heeft kunnen kiezen en heeft gekozen voor een bepaalde schrijfwijze van haar achternaam. Het hof zal het Openbaar Ministerie ook vragen om hiernaar nader onderzoek te doen.
2.14
Het vorenstaande brengt het hof tot de volgende vragen:
* met betrekking tot de gegevens die omtrent de vrouw - [appellante] - en het huwelijk en in het bijzonder de huwelijkspartner, de huwelijksdatum, alsmede de voor- en achternaam en geboortedatum van [appellante] - zijn opgenomen in de (voorlopers van de) BRP:
a.
a) op welke datum zijn deze gegevens opgenomen;
b) aan de hand van welk(e) brondocument(en) zijn deze gegevens opgenomen;
c) is dit brondocument nog voorhanden, zo ja dan graag een afschrift bijvoegen;
d) welke andere informatie is tijdens het onderzoek naar voren gekomen en mogelijk van belang voor het antwoord op de vraag naar de identiteit van de vrouw en het al dan niet bestaan van een huwelijk tussen haar en de man;
* met betrekking tot de gegevens die ten aanzien van de man omtrent de burgerlijke staat zijn opgenomen in de (voorlopers van de) BRP:
a.
a) welke gegevens zijn opgenomen;
b) op welke datum zijn deze gegevens opgenomen;
c) aan de hand van welk(e) brondocument(en) zijn deze gegevens opgenomen;
d) is dit brondocument nog voorhanden, zo ja dan graag een afschrift bijvoegen;
e) welke andere informatie is tijdens het onderzoek naar voren gekomen en mogelijk van belang voor het antwoord op de vraag naar de identiteit van de vrouw en het al dan niet bestaan van een huwelijk tussen haar en de man;
* kan op grond van voorstaande informatie volgens het Openbaar Ministerie de conclusie worden getrokken dat de man en de vrouw huwelijkspartners zijn.
2.15
Partijen worden in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van veertien dagen na de datum van deze beschikking schriftelijk te reageren op deze vragen en eventuele nadere of aanvullende vragen kenbaar te maken aan hof.

3.De slotsom

3.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof beslissen als na te melden.
3.2
Na ontvangst van de bevindingen van het Openbaar Ministerie zullen partijen in de gelegenheid gesteld worden op zich daarover uit te laten. Daarna zal het hof bepalen op welke wijze de behandeling van de zaak dient te worden voortgezet.

4.De beslissing

Het gerechtshof:
beveelt dat de griffier de stukken van het geding - waaronder de originele huwelijksakte en het origineel van de beëdigde vertaling daarvan - in handen zal stellen van de hoofdadvocaat-generaal bij het hof met het verzoek een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in rechtsoverweging 2.14 opgenomen vragen, en hierover schriftelijk aan het hof te berichten;
verzoekt het Openbaar Ministerie om uiterlijk op vrijdag 10 april 2015 het hof te berichten omtrent de voortgang in en resultaten van het onderzoek, zulks onder retourzending van de beschikbaar gestelde originele stukken indien het onderzoek is volbracht;
bepaalt dat partijen in de gelegenheid zullen worden gesteld te reageren op de bevindingen van het Openbaar Ministerie waarna de procedure op nader door het hof te bepalen wijze zal worden voortgezet;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. den Hollander, voorzitter, mr. G.M. van der Meer en mr. D.J. Buijs, en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 10 februari 2015.