4.4In het belastingverdrag met Australië is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
“Artikel 5. Vaste inrichting
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking ‘vaste inrichting’ een vaste bedrijfsinrichting waarin de werkzaamheden van de onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
2. De uitdrukking ‘vaste inrichting’ omvat in het bijzonder -
a. een plaats waar leiding wordt gegeven;
b. een filiaal;
c. een kantoor;
d. een fabriek;
e. een werkplaats;
f. een mijn, een steengroeve of een andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen;
g. een bezitting, gebezigd voor landbouw, veeteelt of bosbouw;
h. de plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie-, installatie- of montagewerkzaamheden waarvan de duur twaalf maanden overschrijdt.
4. Een onderneming wordt geacht een vaste inrichting in een van de Staten te bezitten en haar bedrijf met behulp van deze vaste inrichting uit te oefenen, indien -
a. zij in die Staat gedurende langer dan twaalf maanden werkzaamheden van toezichthoudende aard verricht in verband met een bouwwerk dat, of constructie-, installatie of montagewerkzaamheden die in die Staat worden uitgevoerd; of
b. groot materiaal in die Staat wordt gebruikt gedurende langer dan twaalf maanden door, voor of onder contract met de onderneming bij de opsporing of de exploitatie van natuurlijke rijkdommen of bij werkzaamheden die verband houden met zodanige opsporing of exploitatie.
Artikel 15. Niet-zelfstandige arbeid
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19 en 20 zijn salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een van de Staten ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mag de ter zake daarvan verkregen beloning in die andere Staat worden belast.
2. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid is de beloning verkregen door een inwoner van een van de Staten ter zake van een in de andere Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien -
a. de genieter in die andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken, die in het ‘year of income’ of in het belastingjaar van die andere Staat een totaal van 183 dagen niet te boven gaan; en
b. de beloning wordt betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van die andere Staat is; en
c. de beloning niet aftrekbaar is bij het bepalen van de belastbare winst van een vaste inrichting die, of van een vast middelpunt dat de werkgever in die andere Staat heeft.”