ECLI:NL:GHARL:2015:1522

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 maart 2015
Publicatiedatum
3 maart 2015
Zaaknummer
200.128.177-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot schorsing en hervatting in hoger beroep na fusie en splitsing van procespartij

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een incident tot schorsing en hervatting in hoger beroep. De zaak is ontstaan na een fusie van de procespartij Intres Financial Services B.V. en een daaropvolgende splitsing. De appellanten, voorheen beherende vennoten in een vennootschap onder firma, hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerder vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De appellanten betogen dat het onduidelijk is wie de opvolgende procespartij is na de fusie en splitsing, en dat zij niet tijdig zijn geïnformeerd over deze rechtshandelingen. Het hof heeft de zaak aangehouden en IFS opgedragen om aan te tonen dat Euretco Financial Services B.V. als opvolgende procespartij kan worden aangemerkt. De beslissing van het hof houdt in dat de zaak naar de rol wordt verwezen voor akte aan de zijde van IFS, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.128.177/01
(zaaknummer rechtbank Leeuwarden 111632 / HA ZA 11-277)
arrest van de eerste kamer van 3 maart 2015 in het incident tot schorsing ex art. 225 Rv en tot hervatting ex art. 227 Rv in de zaak van:

1.[appellante],

wonende te [woonplaats],
2.
[appellante 2],
wonende te [woonplaats],
3.
[appellante 3],
wonende te [woonplaats],
4.
[appellante 4],
wonende te [woonplaats],
voorheen beherende vennoten in [v.o.f.], laatstelijk gevestigd te [vestigingsplaats 1],
appellanten,
tevens verweerders in het incident,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten],
advocaat: mr. D.M. Bos, kantoorhoudend te Sneek,
tegen
Intres Financial Services B.V.,
gevestigd te Hoevelaken,
geïntimeerde,
tevens eiseres in het incident,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen:
IFS,
advocaat: mr. P. van der Sluis, kantoorhoudend te Leeuwarden.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het incidenteel vonnis van 5 oktober 2011 en het eindvonnis van 17 oktober 2012 van de voormalige rechtbank Leeuwarden, sector civiel recht (hierna: de rechtbank), gewezen tussen appellanten als eisers en geïntimeerde en [gedaagde], gevestigd te [vestigingsplaats 2], als gedaagden.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 15 januari 2013 is door [appellanten] hoger beroep ingesteld van voormeld eindvonnis van 17 oktober 2012 met dagvaarding van IFS tegen de zitting van 11 juni 2013.
2.2
De conclusie van de memorie van grieven (met producties), tevens houdende een wijziging van eis, strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot veroordeling van IFS tot vergoeding van de door [appellanten] geleden belastingschade, nader op te maken bij staat, kosten rechtens.
2.3
Op de rol van 25 november 2014 heeft IFS een incidentele akte tot schorsing rechtsgeding ex artikel 225 lid 2 Rv en tot hervatting ex artikel 227 Rv (met producties) genomen. [appellanten] hebben zich hierover uitgelaten bij incidentele conclusie van antwoord op de rol van 23 december 2014.
2.4
IFS heeft de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest in het incident. Daarbij ontbreekt de incidentele conclusie van antwoord van [appellanten], waarvoor het hof heeft geput uit het griffiedossier.

3.De beoordeling

3.1
Door IFS is aangevoerd dat op 11 februari 2013 een fusieakte is verleden, waarbij Intres B.V. de verkrijgende rechtspersoon was van (onder meer) IFS. Vervolgens is op 12 februari 2013 een splitsingsakte (zuivere splitsing) verleden. Als gevolg van de splitsing heeft Euretco Financial Services B.V., gevestigd te Hoevelaken, de activa en passiva betreffende de "financiële dienstverlening" en het "centraal betalen" van Intres B.V. toebedeeld gekregen, aldus IFS.
3.2
IFS stelt belang te hebben bij schorsing ex art. 225 Rv om Euretco Financial Services B.V. te presenteren als de opvolgende procespartij. Euretco Financial Services B.V. (hierna: Euretco) zegt voorts de hervatting van het geding aan ex art. 227 Rv, aldus de akte van IFS.
3.3
[appellanten] hebben (samengevat) het volgende verweer gevoerd. Kennelijk heeft op basis van een niet in het geding gebrachte notariële akte een rechtshandeling plaatsgevonden waarbij het vermogen van IFS (na een tussentijdse fusie) werd verkregen door meerdere vennootschappen. Het is niet inzichtelijk gemaakt welk vermogen van IFS door Euretco is verkregen. [appellanten] kunnen zich er derhalve niet van vergewissen of de rechtspersoon die na de splitsing de debiteur van [appellanten] zal zijn (Euretco) niet minder waarborgen zal bieden dan IFS voordien. IFS heeft [appellanten] niet tijdig geïnformeerd over de op handen zijnde fusie en splitsing, zodat zij niet in de gelegenheid waren om tegen de splitsing in verzet te komen op de voet van art. 2:334l lid 1 BW.
3.4
[appellanten] concluderen daarom dat het hof beveelt dat een waarborg althans zekerheidsstelling wordt gegeven aan [appellanten] en/of dat het hof zal bepalen dat de uit de splitsing voortkomende rechtspersonen hoofdelijk verbonden zijn tot nakoming van de uit de rechtsverhouding met [appellanten] voortvloeiende verbintenissen, kosten rechtens.
3.5
Het hof overweegt dat uit de uittreksels uit het handelsregister, die door IFS in het geding zijn gebracht, het navolgende genoegzaam blijkt. IFS heeft als rechtspersoon opgehouden te bestaan per 11 februari 2013 als gevolg van een fusie, waarbij Intres B.V. de verkrijgende rechtspersoon was. Vervolgens is Intres B.V. op 12 februari 2013 gesplitst, waarbij naast Euretco ook Euretco B.V. en Euretco Properties B.V. de verkrijgende rechtspersonen waren. Voor zover [appellanten] het voorgaande in twijfel trekken, gaat het hof aan hun (in zoverre niet nader onderbouwde) stellingen voorbij.
3.6
Uit de gedingstukken blijkt vooralsnog echter niet voldoende duidelijk in hoeverre Euretco sedert de splitsing als de debiteur van [appellanten] heeft te gelden. In zoverre klagen [appellanten] er terecht over dat de splitsingsakte niet in het geding is gebracht. IFS zal daarom worden opgedragen om bij akte alsnog aan te tonen dat - zoals zij stelt - Euretco ten opzichte van [appellanten] als de opvolgende procespartij heeft te gelden. IFS dient bij die gelegenheid tevens in te gaan op de stellingen van [appellanten] omtrent de door hen gewenste waarborg, zekerheidstelling dan wel hoofdelijke verbondenheid.
3.7
Tegelijk met de schorsing heeft IFS de hervatting van het geding aangezegd, waarbij Euretco als procespartij in de plaats treedt van IFS. Anders dan [appellanten] in randnummer 6 van hun incidentele conclusie van antwoord lijken te menen, voldoet deze gecombineerde aanzegging bij akte ter rolle aan art. 227 lid 1 aanhef en onder a Rv, waarin is bepaald dat de belanghebbende die het geding heeft geschorst, bij de betekening van de schorsingsgrond kan verklaren dat het geding wordt hervat.
3.8
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
in het incident
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 31 maart 2015voor akte aan de zijde van IFS zoals bedoeld in rechtsoverweging 3.6;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. M.E.L. Fikkers, mr. L. Groefsema en mr. A.M. Koene, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 3 maart 2015.