ECLI:NL:GHARL:2015:1805

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 februari 2015
Publicatiedatum
12 maart 2015
Zaaknummer
200.155.544
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentieel verzoek tot overleggen van bewijsstukken in alimentatiezaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 februari 2015 uitspraak gedaan in een incident naar aanleiding van een verzoek van de vrouw om de man te veroordelen tot het overleggen van bepaalde financiële stukken op grond van artikel 843a Rv. De vrouw, die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, betwistte de leningen en aflossingen van de man en stelde dat deze informatie van belang was voor de vaststelling van de draagkracht voor kinder- en partneralimentatie. De man had op zijn beurt een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw geen rechtmatig belang heeft bij het verzoek om de stukken over te leggen, omdat een behoorlijke rechtspleging ook zonder deze gegevens gewaarborgd kan worden. Het hof heeft de vrouw in het ongelijk gesteld en haar verzoek afgewezen. De zaak is vervolgens verwezen voor verdere behandeling op een zitting met gesloten deuren op 13 maart 2015, waarbij verdere beslissingen over de alimentatie zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.155.544/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/347906 / FL RK 13-1555)
beschikking in het incident ter zake artikel 843a Rv van 26 februari 2015 in de procedure van
[de vrouw],
wonende te [A],
verzoekende partij in het incident,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. N.J.G. de Jager, kantoorhoudend te Arnhem,
tegen
[de man],
wonende te [B],
verwerende partij in het incident,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. M. Cortet, kantoorhoudend te Utrecht.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 5 juni 2014, partijen voldoende bekend.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vrouw heeft bij beroepschrift, ingekomen op 5 september 2014, verzocht bovengenoemde beschikking te vernietigen voor zover daarbij een beslissing is genomen over de kinder- en partneralimentatie en in zoverre opnieuw rechtdoende te beslissen zoals in het petitum van dat beroepschrift is weergegeven, welk petitum als hier herhaald en ingelast geldt. Daarbij heeft de vrouw tevens een verzoek gedaan om de man te veroordelen om ingevolge artikel 843a Rv een aantal (financiële) stukken over te leggen in deze procedure.
2.2
De man heeft op 4 november 2014 een verweerschrift ingediend. Daarbij heeft de man tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. De man verzoekt het hof in het principaal hoger beroep en in het incidenteel hoger beroep zoals in het petitum van dat verweerschrift is weergegeven, welk petitum als hier herhaald en ingelast geldt.
2.3
Daarop heeft de vrouw in het incidenteel hoger beroep een verweerschrift ingediend, ingekomen ter griffie van het hof op 23 januari 2015, waarin zij het hof verzoekt zoals in het petitum van dat verweerschrift is weergegeven, welk petitum als hier herhaald en ingelast geldt.
2.4
De man heeft op 2 februari 2015 in het incidenteel appel een aanvullend beroepschrift ingediend, waarin hij heeft verzocht zoals in het petitum van dat aanvullend beroepschrift is weergegeven, welk petitum als hier herhaald en ingelast geldt.
2.5
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Thans is alleen aan de orde het incidentele verzoek van de vrouw om de man te veroordelen om ingevolge artikel 843a Rv de volgende stukken over te leggen in deze procedure:
- bewijs van overschrijvingen van de geleende bedragen zoals nader genoemd in het verzoek door de heer [C] aan de man door middel van bankafschriften;
- betalingsbewijzen betreffende de aflossing van de leningen door de man aan de heer [C] door middel van bankafschriften;
- betalingsbewijzen betreffende de aflossingen op de rekening-courant van de man aan [D] B.V. en [E] B.V.
3.2
De vrouw heeft dit incidentele verzoek gedaan, omdat zij de betreffende leningen en aflossingen betwist en het al dan niet bestaan daarvan van belang is voor het bepalen van de voor kinder- en partneralimentatie beschikbare draagkracht van de man. De man heeft het incidentele verzoek van de vrouw bestreden.
3.3
De rechtbank heeft bij de berekening van de draagkracht van de man rekening gehouden met genoemde leningen en aflossingen. De vrouw heeft appel ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de kinder- en partneralimentatie. De grieven van de vrouw betreffen de draagkracht van de man. In hoeverre het hof bij de berekening van de draagkracht van de man rekening zal houden met de door de man gestelde en door de vrouw betwiste leningen en aflossingen zal bij de inhoudelijke beoordeling van het verzoek van de vrouw tot vaststelling van kinder- en partneralimentatie aan de orde komen. In een verzoekschriftprocedure als de onderhavige gelden in beginsel de wettelijke regels betreffende het naar behoren onderbouwen van stellingen, en van het bewijsrecht. Mocht één van partijen of partijen over en weer daar niet (behoorlijk) aan voldoen, dan zal het hof daaraan de conclusies kunnen verbinden welke hem geraden voorkomen.
3.4
In dit verband wijst het hof op artikel 2.1.2 onder f van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven. Op basis daarvan dienen indien de draagkracht van - in dit geval - de man wordt betwist bewijsstukken te worden overgelegd van de eventuele schuld(en) en opgave van de restantschuld(en) en restantlooptijd, alsmede opgave wanneer en waarvoor deze schuld(en) is (zijn) aangegaan en bewijsstukken van de aflossing van die schulden.
3.5
De exhibitieplicht van artikel 843a Rv geldt niet als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtspleging ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. Daarvan is hier sprake. Uit het vorenstaande vloeit immers voort dat de vrouw niet onredelijk nadeel lijdt en dat de man niet onredelijk voordeel geniet doordat de onder 3.1 bedoelde (bewijs)stukken in deze procedure niet (allemaal) (als bewijsmiddel) beschikbaar komen.
3.6
Op grond van het voorgaande heeft de vrouw geen rechtmatig belang als bedoeld in artikel 843a Rv, zodat haar verzoek in het incident dient te worden afgewezen.

4.De beslissing

Het gerechtshof:
wijst het incidentele verzoek van de vrouw af;
verwijst de zaak voor verdere behandeling naar de zitting met gesloten deuren van 13 maart 2015;
houdt iedere verdere beslissing over de kinder- en partneralimentatie aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.D.S.L. Bosch, voorzitter, mr. M.P. den Hollander en mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 26 februari 2015 in het bijzijn van de griffier.