Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 februari 2015, gaat het om een hoger beroep inzake de alimentatie en nevenvoorzieningen na een echtscheiding. De verzoekster, aangeduid als de vrouw, en de verweerder, aangeduid als de man, zijn in 1998 getrouwd en hebben samen een minderjarige zoon. Hun huwelijk is in 2014 ontbonden. De rechtbank Midden-Nederland had eerder een beschikking gegeven waarin de echtscheiding werd uitgesproken en enkele nevenvoorzieningen werden vastgesteld, waaronder alimentatie. De vrouw heeft in hoger beroep grieven ingediend met betrekking tot de hoogte van de door de man te betalen alimentatie, zowel voor haarzelf als voor hun kind. De man heeft zich verweerd en heeft ook incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw een akte van berusting heeft ondertekend, maar oordeelt dat deze akte enkel betrekking heeft op de echtscheiding en niet op de alimentatie. Het hof heeft de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie van € 330,- per maand bevestigd, maar heeft de partneralimentatie van de man aan de vrouw verhoogd naar € 445,20 per maand, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Daarnaast heeft het hof de vrouw het recht tot voortgezet gebruik van de voormalige echtelijke woning toegekend, onder de verplichting om de bijbehorende lasten te voldoen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij ieder van partijen zijn eigen kosten draagt. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad.