ECLI:NL:GHARL:2015:1853

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 maart 2015
Publicatiedatum
13 maart 2015
Zaaknummer
21-006319-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van feitelijke aanranding en mishandeling door toedienen van GHB

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld tot voorwaardelijke jeugddetentie van 6 weken met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie. De zaak betreft het medeplegen van feitelijke aanranding van de eerbaarheid en mishandeling door het toedienen van GHB aan het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte nauw en bewust hebben samengewerkt om het slachtoffer te bedwelmen en ontuchtige handelingen te verrichten. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer en het toedienen van GHB. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en medeverdachte geanalyseerd, evenals de getuigenverklaringen en andere bewijsmiddelen. Het hof heeft geconcludeerd dat er voldoende bewijs is voor het medeplegen van de feiten, ondanks tegenstrijdige verklaringen van de verdachten. De verdachte is vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft de bewezenverklaring van de aanranding en mishandeling gehandhaafd. De strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof het recidiverisico hoger inschat dan de Raad voor de Kinderbescherming.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006319-14
Uitspraak d.d.: 12 maart 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 20 oktober 2014 met parketnummer 18-830720-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1997],
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 februari 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
- bewezenverklaring van het meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde;
- oplegging van werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie;
- oplegging van geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 weken met een proeftijd van 2 jaren.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. M. Arnold, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en zal opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 04 juni 2013 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) een of meerdere vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (aan) die [slachtoffer] (in een blikje (energy/fris)drank, althans drinkwaren) GHB, althans een bedwelmende en/of drogerende drank/vloeistof, heeft/hebben toegediend, dan wel laten opdrinken, en/of (aldus of daarmee) die [slachtoffer] in een staat van bewusteloosheid en/of verminderd bewustzijn en/of (lichamelijke) onmacht heeft/hebben gebracht;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 04 juni 2013 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) een of meerdere vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht;
1. meer subsidiair:
hij op of omstreeks 04 juni 2013 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten van de (blote) vagina en/of de billen van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het (in een blikje (energy/fris)drank, althans drinkwaren) toedienen, dan wel laten opdrinken van GHB, althans een bedwelmende en/of drogerende drank/vloeistof, aan, dan wel door die [slachtoffer] [(waarmee of waardoor) die [slachtoffer] in een staat van bewusteloosheid en/of verminderd bewustzijn en/of (lichamelijke) onmacht werd gebracht];
1. meest subsidiair:
hij op of omstreeks 4 juni 2013 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de (blote) vagina en/of de billen van die [slachtoffer];
2:
hij op of omstreeks 04 juni 2013 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk de gezondheid van een persoon (te weten [slachtoffer]) heeft benadeeld, door (aan) die [slachtoffer] (in een blikje (energy/fris)drank, althans drinkwaren) GHB, althans een bedwelmende en/of drogerende drank/vloeistof, toe te dienen, dan wel te laten opdrinken [(waarmee of waardoor) die [slachtoffer] in een staat van bewusteloosheid en/of verminderd bewustzijn en/of (lichamelijke) onmacht werd gebracht].
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

Het hof stelt de volgende feiten vast. Het hof gaat daarbij in de eerste plaats uit van de aangifte van [slachtoffer].
Op dinsdag 4 juni 2013 zijn aangeefster [slachtoffer], verdachte [verdachte], verdachte [medeverdachte], [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ‘s middags naar de zolderkamer bij [medeverdachte] thuis in [gemeente] gegaan om te chillen. [verdachte] en [medeverdachte] zijn naar beneden gegaan om drinken te halen. Toen beiden weer boven waren, hebben beide meisjes een geopend blikje energiedrank gekregen (dossier, p. 28; verklaring [betrokkene 1], p. 49). [slachtoffer] vertrouwde die door [medeverdachte] (p. 26) aangereikte drank aanvankelijk niet, maar heeft het blikje toch leeggedronken. Ook heeft ze ijsthee en cola gedronken en spacecake gegeten (p. 27). Ze voelde zich niet goed worden. Ze voelde zich licht in het hoofd worden. Ze ging even liggen, ademde erg zwaar en viel in slaap. Toen ze wakker werd, merkte ze dat [verdachte] aan haar kont zat (p. 29). Ze merkte dat iemand aan haar had gezeten, bij haar vagina voelde het ‘heel anders’ (p. 29). [medeverdachte] wilde op school en eerder al weten hoe zwaar ze was (p. 26). [medeverdachte] had een kluisje op zijn kamer en in dat kluisje zat ook GHB. [medeverdachte] had daarover veel verteld (p. 27).
De moeder van [slachtoffer] heeft verklaard dat [slachtoffer], toen ze die dag thuis kwam, in paniek, bang was en een rare kleur had. Ze moest overgeven (p. 58-59).
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal met daarin een skypegesprek tussen [betrokkene 3]en [verdachte]. Dat gesprek vond plaats op 6 juni 2013. [verdachte] schrijft daarin aan [betrokkene 3] dat hij met [medeverdachte], [betrokkene 2], [betrokkene 1] en [slachtoffer] eergisteren bij [medeverdachte] thuis was. [medeverdachte] en [verdachte] hadden volgens [verdachte] afgesproken om GHB in hun (het hof begrijpt: [slachtoffer] en [betrokkene 1]) drinken te doen en dan te ‘bengen’ (het hof begrijpt: neuken). Alleen [slachtoffer] sliep. [medeverdachte] en hij hadden [slachtoffer] ‘echt gevingerd toen ze sliep’ (p. 76).
Daarnaast is er een proces-verbaal van bevindingen waarin een WhatsApp gesprek van 11 juni 2013 tussen [verdachte] en [slachtoffer] is opgenomen. [verdachte] schrijft daarin met zoveel woorden dat hij aan [slachtoffer] bil ging zitten, dat [medeverdachte] toen knikte, dat [verdachte] [medeverdachte] hand voelde en dat [medeverdachte] met zijn hand aan [slachtoffer] vagina ging zitten. Even later schrijft [verdachte] dat [medeverdachte] zei dat hij, [medeverdachte], een middel had waarvan iemand helemaal slaapt. Dat het om GHB ging. [medeverdachte] zei dat hij, [medeverdachte], de GHB in de energiedrank had gedaan (p. 38).
[verdachte] en [medeverdachte] beschuldigen elkaar van het betasten van [slachtoffer].
[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte] die middag naar beneden ging met een kluisje dat boven in zijn slaapkamer op zolder stond. Uit dat kluisje haalde [medeverdachte] een flesje met naar [medeverdachte] eigen zeggen GHB. [medeverdachte] had toen gezegd dat [medeverdachte] [betrokkene 1] en [slachtoffer] kon laten slapen zodat [medeverdachte] wat bij ze kon doen, namelijk ze aanraken. Later heeft [verdachte] verklaard dat [medeverdachte] aan de GHB zou kunnen komen en dat als de meisjes sliepen, ze de meisjes zouden aanraken (p. 126). [medeverdachte] heeft toen de GHB in de blikjes energiedrank gedaan (p. 102 en p. 105).
[medeverdachte] had eerder al eens aan [slachtoffer] gevraagd hoeveel ze woog en had tegen haar gezegd dat hij iets wilde berekenen. [medeverdachte] had berekend dat hij 0,6 milligram moest hebben. Dat heeft hij via een pipet in de energiedrank gedaan (p. 124). [medeverdachte] heeft de blikjes aan [betrokkene 1] en [slachtoffer] gegeven. [slachtoffer] vroeg aan [medeverdachte] wat hij er in had gedaan (p. 102).
De verklaring van [medeverdachte] dat [verdachte] de GHB in het flesje Icetea heeft gedaan (p. 156 en 164), acht het hof niet aannemelijk, in het bijzonder omdat [slachtoffer] heeft verklaard dat dit flesje Icetea nog gesloten was (p. 28) en vanwege de reactie in de Whatsapp tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] op 11 juni 2013 (p. 41 en 42). Nadat [medeverdachte] in de Whatsapp zegt dat spul (GHB) niet te hebben, antwoordt [slachtoffer] dat zij weet dat hij het spul in zijn kluis heeft en dat zij het de dag ervoor nog heeft gezien. [medeverdachte] betwist dat niet uitdrukkelijk en zegt alleen maar: “Dus kom niet bij mij klagen”.
Kort na het toedienen van de GHB was [slachtoffer] in slaap gevallen. [betrokkene 2], [betrokkene 1] en [verdachte] hebben geprobeerd [slachtoffer] te wekken, maar dat lukte niet. [medeverdachte] zei dat ze haar moesten laten slapen en de wekker zetten een kwartier voordat [slachtoffer] naar haar werk moest (p. 102 en p. 125). [verdachte] heeft volgens zijn eigen verklaring bij die poging tot het wekken van [slachtoffer] de billen van [slachtoffer] betast. Vervolgens heeft [verdachte] gezien dat [medeverdachte] hand in [slachtoffer] broek zat (p. 103). Onder de broek zag hij het bewegen (p. 106). Later heeft [medeverdachte] [verdachte] in de klas verteld dat hij zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] had gedaan (p. 125).
[medeverdachte] heeft ontkend dat hij [slachtoffer] onder invloed van GHB heeft gebracht. Ook heeft hij ontkend dat hij [slachtoffer] in of aan de vagina heeft betast. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij GHB in de kluis op zijn kamer had liggen en dat [verdachte], [slachtoffer] en [betrokkene 2] dat wisten (p. 163). [medeverdachte] heeft verklaard dat hij voor de GHB heeft gezorgd en wist wat [verdachte] daarmee wilde gaan doen (p. 158 en p. 163). Volgens [medeverdachte] heeft [verdachte] de GHB in [slachtoffer] drinken gedaan en haar gevingerd (p. 158; p. 154). Toen hij kennelijk kort daarna [verdachte] sprak, heeft hij tegen [verdachte] gezegd: ‘Alles wat jij hebt gedaan, heb ik gedaan en alles wat ik gedaan heb, heb jij gedaan’ (p. 158).
Uit voorgaande feiten en omstandigheden leidt het hof af dat [slachtoffer] door één of beide verdachten in of aan haar vagina is betast. Ook leidt het hof daaruit af dat [slachtoffer] GHB te drinken heeft gekregen. [medeverdachte] heeft verklaard voor GHB te hebben gezorgd en dat hij de werking ervan kende.
De vraag is of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat tussen beiden zo nauw en bewust is samengewerkt dat er sprake is geweest van ‘medeplegen’ van mishandeling. Het hof heeft bij die afweging uiteraard acht geslagen op de geldende rechtspraak van de Hoge Raad zoals die onder meer is verwoord in zijn arrest van 2 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3474).
Het hof oordeelt dat beiden inderdaad in die mate hebben samengewerkt. Het hof gelooft [medeverdachte] niet waar hij verklaart dat zijn rol zich heeft beperkt tot het verstrekken van de GHB aan [verdachte] en dat [verdachte] de met GHB aangelengde drank aan [slachtoffer] heeft gegeven. Dat is niet alleen in strijd met [verdachte] verklaring maar ook met die van [slachtoffer]. Daaruit blijkt dat [medeverdachte] haar het al geopende blikje met energiedrank heeft gegeven. Ook blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer] en [verdachte] dat [medeverdachte] al bezig was met het plannen van het toedienen van GHB aan [slachtoffer] doordat hij eerder bij [slachtoffer] had geïnformeerd wat [slachtoffer] gewicht was en dat hij zo GHB op maat kon toedienen met als doel haar te bedwelmen. [verdachte] standpunt dat hij geen betrokkenheid heeft gehad bij de bedwelming van [slachtoffer] wordt volkomen ontkracht door het Skype gesprek tussen [verdachte] en [betrokkene 3]. Daaruit blijkt de afspraak tussen beiden om GHB in het drinken te doen. [verdachte] wist toen van de werking van GHB.
Beiden hebben ook bewust en nauw samengewerkt om [slachtoffer] ontuchtig te betasten. De verklaring van [slachtoffer] dat ze merkte dat [verdachte] aan haar kont zat toen ze wakker werd en dat ze merkte dat iemand aan haar had gezeten en het bij haar vagina ‘heel anders’ voelde, ondersteunt de inhoud van het al genoemde Skype gesprek tussen [verdachte] en [betrokkene 3] waaruit het doel van de bedwelming bleek en dat [medeverdachte] en hij haar echt hadden gevingerd. [medeverdachte] verklaring dat hij tegen [verdachte] heeft gezegd ‘Alles wat jij hebt gedaan, heb ik gedaan en alles wat ik heb gedaan, heb jij gedaan’ is eveneens overtuigend bewijs voor de nauwe en bewuste samenwerking tussen beiden bij de ontuchtige handelingen die zij bij [slachtoffer] hebben verricht. Die handelingen hebben ten minste bestaan uit het betasten van de vagina van de vagina en de billen van [slachtoffer].
[verdachte] standpunt dat hij de billen van [slachtoffer] per ongeluk, in elk geval zonder ontuchtige bedoelingen heeft aangeraakt, is niet geloofwaardig gezien de inhoud van het WhatsApp gesprek tussen [verdachte] en [slachtoffer] waarin hij heeft geschreven dat hij aan [slachtoffer] bil ging zitten en het al besproken doel van de bedwelming van [slachtoffer], namelijk het plegen van ontuchtige handelingen met haar.
Of [medeverdachte] of [verdachte] alleen dan wel beiden de vagina en de billen van [slachtoffer] hebben betast kan het hof niet vaststellen, omdat [verdachte] en [medeverdachte] elkaar deels tegenspreken en overtuigende verklaringen van getuigen of ander bewijsmateriaal daarover ontbreken. Uit wettige bewijsmiddelen blijkt echter overtuigend dát [slachtoffer] is betast zoals is bewezen verklaard en dát verdachten daartoe nauw en bewust hebben samengewerkt.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. meer subsidiair.
hij op 4 juni 2013 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten van de vagina en de billen van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld uit het (in een blikje (energy/fris)drank laten opdrinken van GHB door die [slachtoffer] waardoor die [slachtoffer] in een staat van bewusteloosheid en/of verminderd bewustzijn en/of lichamelijke onmacht werd gebracht.
2.
hij op 4 juni 2013 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk de gezondheid van een persoon (te weten [slachtoffer]) heeft benadeeld, door die [slachtoffer] in een blikje (energy/fris)drank, GHB, te laten opdrinken waardoor die [slachtoffer] in een staat van bewusteloosheid en/of verminderd bewustzijn en/of lichamelijke onmacht werd gebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan aanranding. Samen met zijn medeverdachte heeft hij GHB in een drankje gedaan van een gezamenlijke vriendin. Zij is vervolgens in een staat van diepe slaap/bewusteloosheid geraakt en onzedelijk door de jongens betast. Hierdoor is een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Blijkens haar schriftelijke slachtofferverklaring, die door de voorzitter ter terechtzitting van het hof is voorgelezen, ervaart zij nog steeds de gevolgen van het voorval. Zij is angstig en heeft slaapproblemen, maar mede door hulp van haar psycholoog gaat het steeds beter.
Uit een uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 16 december 2014 blijkt dat verdachte zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een strafbaar feit.
Bij de strafoplegging heeft het hof ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze zijn gebleken ter zitting in hoger beroep.
Tevens heeft het hof gelet op de inhoud van het rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 17 oktober 2013 en 11 februari 2014. Uit deze rapporten komt naar voren dat de Raad het risico op recidive als ‘midden’ aanmerkt. Alleen het leefgebied attitude van verdachte vormt een risicofactor. Verdachte lijkt in situaties van spanning of druk niet altijd de juiste keuze te kunnen maken. Er bestaan verder geen zorgen omtrent de ontwikkeling van verdachte. Geadviseerd wordt een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. Er is geen aanleiding om jeugdreclasseringstoezicht op te leggen, aldus de Raad.
Alles afwegende, is het hof van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde straffen passend en geboden zijn. Het hof schat het recidiverisico hoger in dan de Raad. Het ziet dan ook aanleiding om een deels voorwaardelijke straf op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 81, 246 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 6 (zes) weken.

Bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. M.H.M. Boekhorst Carrillo en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse, griffier,
en op 12 maart 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.