Uitspraak
1.[appellant 1],
2. [appellant 2],
3. [appellant 3],
4. [appellant 4],
5. [appellant 5],
6. [appellant 6],
7. [appellant 7],
8. [appellant 8],
9. [appellant 9],
10. [appellant 10],
11. [appellant 11],
12. [appellant 12],
13. [appellant 13],
14. [appellant 14],
15. [appellant 15],
16. [appellant 16],
17. [appellant 17],
18. [appellant 18],
19. [appellant 19],
20. [appellant 20],
21. [appellant 21],
22. [appellant 22],
23. [appellant 23],
24. [appellant 24],
25. [appellant 25],
26. [appellant 26],
27. [appellant 27],
28. [appellant 28],
29. [appellant 29],
30. [appellant 30],
31. [appellant 31],
32. [appellant 32],
33. [appellant 33],
34. [appellant 34],
de werknemers;
FNV,
[appellanten],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
Het Gerechtshof wordt verzocht bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de rechtbank Overijssel, Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Zwolle, gewezen op 8 mei 2013 onder zaaknummer / rolnummer C/07/194863 / HZ ZA 12-51 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het in eerste instantie gevorderde toe te wijzen en geïntimeerde te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding in beide instanties.
3.Ten aanzien van de feiten
Zoals wij U mede gedeeld hebben, houden wij moeite met het feit dat [B.V. X] BV ook na de beoogde herstructurering verliesgevend blijft.
Dit sociaal plan wordt medeondertekend door [moederbedrijf] BV, dhr. [V], daar [moederbedrijf] zich garant stelt voor de uitvoering van dit sociaal plan, indien er binnen de looptijd van dit sociaal plan zich een faillissement voordoet danwel [moederbedrijf] BV besluit om [B.V. X], binnen de looptijd van dit sociaal plan te sluiten.
4.De vordering en de beslissing in eerste aanleg
5.De wijziging van eis
6.De beoordeling van de grieven
legal opinionaangeduid, als bijlage bij de memorie van grieven hebben ingediend, met het verzoek die als herhaald en ingelast te beschouwen in de memorie van grieven. Het hof gaat evenwel uit van de memorie van grieven, zoals die door de advocaat van [appellanten] is opgesteld, en betrekt bij zijn oordeel het advies van mr. [W], voor zover in de memorie van grieven bij de toelichting op de opgeworpen grieven daadwerkelijk naar bepaalde passages wordt verwezen. Gelet op het kenbaarheidsvereiste dat geldt voor de grieven, maken gedeelten van het advies van mr. [W] die verder niet op deze wijze terugkeren in de memorie van grieven, geen deel uit van de grieven waarop [geïntimeerde] in staat is gesteld te reageren en die het hof dient te bespreken.
grief Ikeren [appellanten] zich tevergeefs tegen de door de rechtbank gehanteerde uitlegmaatstaf voor het Sociaal Plan. [appellanten] stellen dat naast het Sociaal Plan sprake is van een door [geïntimeerde] gegeven garantie, die zij aanmerken als een overeenkomst van borgtocht. [geïntimeerde] verenigt zich met deze kwalificatie.
grieven II en III en IVvechten de uitleg aan die de rechtbank aan het Sociaal Plan heeft gegeven. Deze grieven richten zich evenwel niet tegen de grammaticale uitleg die de rechtbank geeft aan artikel 1.2 van het Sociaal Plan, hiervoor onder 4.3 weergegeven. In grief II betogen [appellanten] dat de looptijd van de CAO een aanwijzing is dat deze, klaarblijkelijk in weerwil van artikel 1.2, toch van toepassing is op de "achterblijvers" en op een faillissement als oorzaak van ontslag. Daarbij beroepen [appellanten] zich op eerdere concepten van het desbetreffende Sociaal Plan. Het hof overweegt dat, gelet op de toepasselijke uitlegmaatstaf, de niet-openbare eerdere concepten van het Sociaal Plan in dezen buiten beschouwing dienen te blijven. Dat de looptijd van de CAO vijf jaar bedraagt terwijl de reorganisatie, volgens [appellanten], in een paar maanden haar beslag zou krijgen, is naar 's hof oordeel onvoldoende om de grammaticale uitleg van artikel 1.2 opzij te zetten. Het hof wijst erop dat de het Sociaal Plan blijkens artikel 1.2
in fineniet alleen betrekking heeft op de werknemers die direct ten gevolge van de reorganisatie hun baan verliezen, maar ook op die werknemers die indirect daardoor hun baan verliezen, omdat zij zich niet kunnen aanpassen aan de gewijzigde omstandigheden. Ook het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bijzondere situaties van [werknemer 2] en [werknemer 1] vormt een illustratie dat het Sociaal Plan een ruimer bereik had dan uitsluitend de datum waarop (de meeste van) de door de reorganisatie getroffen werknemers hun congé kregen.
in fine, zodat het hof ervan uitgaat dat op het moment waarop die brief gedateerd was nog alle werknemers met de reorganisatiegevolgen geconfronteerd konden worden.
in fineen de bijzondere situatie van de werknemers [werknemer 2] en [werknemer 1].
contra proferentem-gezichtspunt snijdt geen hout. De
contra proferentem-uitleg - die niet meer is dan een gezichtspunt - heeft betrekking op (onduidelijke) bedingen die ten voordele van de opsteller ervan strekken en die in het nadeel van die opsteller worden uitgelegd. Nog daargelaten dat het hier niet om een beding in een overeenkomst gaat maar om een zelfstandige - zij het accessoire - overeenkomst van borgtocht, strekt deze garantie bij dit Sociaal Plan juist ten voordele van de wederpartij van [B.V. X] bij de CAO derhalve FNV- zodat er vanuit dit gezichtspunt al in het geheel geen reden is om de overeenkomst van borgtocht in het nadeel van [geïntimeerde] uit te leggen.
grief Vwordt betoogd dat het naar eisen van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat het Sociaal Plan niet wordt toegepast op de "achterblijvers" en daarvoor de CAO-norm zou dienen ten wijken. Het hof is van oordeel dat slechts in zeer uitzonderlijke gevallen op grond van artikel 6:248 BW ingegrepen kan worden in de tussen partijen gemaakte afspraken. Hetgeen daartoe van de zijde van [appellanten] wordt aangevoerd, is daartoe onvoldoende. Dat bij het faillissement van een onderneming de werknemers ontslagen kunnen worden zonder toekenning van enige ontslagvergoeding, is bepaald geen uitzonderlijke omstandigheid. Evenmin is in het huidig tijdgewricht nog uitzonderlijk te noemen dat bij latere ontslagrondes minder compensatie wordt geboden dan voorheen gebruikelijk was.
Grief VI, die zich richt tegen de compensatie van proceskosten, ontbeert verdere zelfstandige betekenis en deelt het lot van de overige grieven.