Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.140.550/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 428003/CV EXPL 13-1276)
arrest van de eerste kamer van 17 maart 2015
in de zaak van
1.[appellante 1],
wonende te [woonplaats],
2. [appellante 2]in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van
[dochter 1] en [dochter 2],
[dochter 1] en [dochter 2],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten],
[appellanten],
advocaat: mr. H.L. Thiescheffer, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde]in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
[de vader],
[de vader],
kantoorhoudende te [plaats 1],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
de curator,
de curator,
advocaat: mr. [geïntimeerde], kantoorhoudend te Heerenveen.
1.Het geding in eerste aanleg
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van
17 september 2013 van de rechtbank Noord-Nederland, sector kanton, locatie Leeuwarden (hierna: de kantonrechter).
17 september 2013 van de rechtbank Noord-Nederland, sector kanton, locatie Leeuwarden (hierna: de kantonrechter).
2.Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 16 december 2013,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De vordering van [appellanten] in hoger beroep luidt:
"
Alsdan op nader aan te voeren gronden te horen eis doen en concluderen dat het Uw Gerechtshof moge behagen om bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het op 17 september 2013 door de Rechtbank Noord-Nederland, afd. privaatrecht, locatie Leeuwarden onder zaaknummer 428003\ CV EXPL 13-1276 tussen partijen gewezen vonnis te vernietigen, en opnieuw rechtdoende, om voor recht te verklaren dat het beroep van geïntimeerde op de faillissementspaulinia ex art. 42 lid 1 en art. 47 Faillissementswet ongegrond is, alsmede voor het recht te verklaren dat geïntimeerde aansprakelijk is voor de kosten van Groenewegen Advocaten en Notarissen en geïntimeerde te veroordelen om binnen twee weken na het betekenen van het in deze te wijzen arrest Groenewegen Advocaten en Notarissen te [plaats 1] toestemming te verlenen om het bedrag van € 17.318,30 te storten op een door appellanten op te geven rekeningnummer, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat geïntimeerde hiermee in gebreke is gebleven, alsmede geïntimeerde te veroordelen in de proceskosten van beide instanties".
Alsdan op nader aan te voeren gronden te horen eis doen en concluderen dat het Uw Gerechtshof moge behagen om bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het op 17 september 2013 door de Rechtbank Noord-Nederland, afd. privaatrecht, locatie Leeuwarden onder zaaknummer 428003\ CV EXPL 13-1276 tussen partijen gewezen vonnis te vernietigen, en opnieuw rechtdoende, om voor recht te verklaren dat het beroep van geïntimeerde op de faillissementspaulinia ex art. 42 lid 1 en art. 47 Faillissementswet ongegrond is, alsmede voor het recht te verklaren dat geïntimeerde aansprakelijk is voor de kosten van Groenewegen Advocaten en Notarissen en geïntimeerde te veroordelen om binnen twee weken na het betekenen van het in deze te wijzen arrest Groenewegen Advocaten en Notarissen te [plaats 1] toestemming te verlenen om het bedrag van € 17.318,30 te storten op een door appellanten op te geven rekeningnummer, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat geïntimeerde hiermee in gebreke is gebleven, alsmede geïntimeerde te veroordelen in de proceskosten van beide instanties".
3.De feiten
3.1
De kantonrechter heeft in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.6) een aantal in deze zaak vaststaande feiten weergegeven. Hieromtrent bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan. Het gaat, aangevuld met wat voorts onweersproken is gesteld of is gebleken, om het volgende.
3.2
[de vader] (hierna: [de vader].) is de vader van [appellante 1], [dochter 1] en [dochter 2]. [dochter 1] en [dochter 2] zijn geboren uit de relatie van [de vader]. met [appellante 2].
3.3
Bij arrest van 23 augustus 2011 van het (toenmalige) Gerechtshof te Leeuwarden is [de vader]. veroordeeld tot betaling aan mr. [curator 2] (de curator in het faillissement van [bedrijf]) van een bedrag in hoofdsom van ruim € 555.000,00, zulks te vermeerderen met rente en kosten. Deze vordering is onbetaald gebleven.
3.4
Op 24 november 2011 heeft mr. [curator 2] een verzoekschrift tot faillietverklaring van [de vader]. ingediend. Deze aanvraag is in eerste instantie door de (toenmalige) rechtbank Leeuwarden bij beschikking d.d. 13 december 2011 afgewezen. Op 2 februari 2012 heeft het Gerechtshof te Leeuwarden voornoemde beschikking vernietigd en heeft het [de vader]. alsnog in staat van faillissement verklaard met de aanstelling van mr. [geïntimeerde] als curator.
3.5
Op 21 november 2011 is [X], de moeder van [de vader]., overleden. In de nalatenschap van [X] bevond zich een perceel grond met opstal staande en gelegen aan de [adres] te [plaats 2] (hierna: het perceel). [de vader]. was als een van de zes kinderen van [X] erfgenaam en gerechtigde tot het perceel. Op
5 december 2011 heeft [de vader]. de nalatenschap van zijn moeder verworpen, ten gevolge waarvan zijn 3 dochters ([appellante 1], [dochter 1] en [dochter 2]) als erfgenamen bij plaatsopvulling tot het aandeel van [de vader]. in die nalatenschap gerechtigd werden. Op 20 december 2011 hebben de dochters [de vader]. de nalatenschap van hun grootmoeder aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
3.6
Bij brief van 6 februari 2013 aan [de vader]. heeft de curator op grond van artikel
42 lid 1 van de Faillissementswet (Fw) de vernietiging van de verwerping van de nalatenschap ingeroepen. De curator heeft in dit verband het volgende aan [de vader]. bericht:
"
Via de faillissementspost nam ik kennis van een aan u gericht schrijven (...) inzake de geplande verkoop van de woning uit de nalatenschap van de erven [X]. Uit de bij die brief gevoegde bijlage maak ik op dat u op 5 december 2011 de nalatenschap van mevrouw [X] heeft verworpen, zulks ten gunste van uw 3 dochters. Deze verwerping heeft plaatsgevonden nadat u wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat uw faillissement zou worden aangevraagd en/of zou worden uitgesproken. Ik betrek daarbij net name het feit dat het Gerechtshof Leeuwarden op 23 augustus 2011 u - onherroepelijk - had veroordeeld tot betaling aan de curator van [bedrijf] (mr. [curator 2]) van in hoofdsom van ruim € 550.000,00 (welk bedrag u niet in staat was te betalen) en dat op basis van deze uitspraak en het uitblijven van betaling mr. [curator 2] voornoemd op 21 november 2011 bij de rechtbank Leeuwarden een verzoek had ingediend dat ertoe strekte u in privé failliet te laten verklaren.
Via de faillissementspost nam ik kennis van een aan u gericht schrijven (...) inzake de geplande verkoop van de woning uit de nalatenschap van de erven [X]. Uit de bij die brief gevoegde bijlage maak ik op dat u op 5 december 2011 de nalatenschap van mevrouw [X] heeft verworpen, zulks ten gunste van uw 3 dochters. Deze verwerping heeft plaatsgevonden nadat u wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat uw faillissement zou worden aangevraagd en/of zou worden uitgesproken. Ik betrek daarbij net name het feit dat het Gerechtshof Leeuwarden op 23 augustus 2011 u - onherroepelijk - had veroordeeld tot betaling aan de curator van [bedrijf] (mr. [curator 2]) van in hoofdsom van ruim € 550.000,00 (welk bedrag u niet in staat was te betalen) en dat op basis van deze uitspraak en het uitblijven van betaling mr. [curator 2] voornoemd op 21 november 2011 bij de rechtbank Leeuwarden een verzoek had ingediend dat ertoe strekte u in privé failliet te laten verklaren.
Nu de nalatenschap positief is, zijn door de verwerping uw schuldeisers benadeeld. Verwerping is een onverplichte rechtshandeling. Zoals hiervoor uiteengezet ben ik tevens van oordeel dat u wist of had moeten begrijpen dat uw crediteuren zouden worden benadeeld. (Aangezien de verwerping een zogenaamde rechtshandeling om niet is, is het niet noodzakelijk dat uw dochters tevens wetenschap van die benadeling hadden)
Gezien het vorenstaande roep ik bij deze op de voet van artikel 42 Fw de vernietiging in van de verwerping als hiervoor bedoeld.
Een en ander betekent derhalve dat u nog steeds erfgenaam bent in de nalatenschap van uw moeder en dat uit dien hoofde uw aandeel daarin valt in de failliete boedel. Voor zover vereist aanvaard ik bij deze alsnog deze nalatenschap."
3.7
De geplande verkoop van het perceel is doorgegaan. In verband met de onder 3.5 en 3.6 vermelde feiten heeft de curator bij de levering van de woning op 12 maart 2013 een depotverklaring getekend. Deze houdt, voor zover relevant, het volgende in:
1. Het aandeel van [de vader] in de opbrengst verkoop van voornoemde woning groot € 17.318,80 blijft na levering van voormelde onroerende zaak in depot bij Groenewegen Notarissen tot en met 28 mei 2013;
2. Indien binnen die periode tot en met 28 mei 2013 voornoemde kinderen van [de vader] de rechter verzoeken om de vernietiging van de verwerping ongedaan te maken, zal het depot aan degene vervallen die door de rechter onherroepelijk in het gelijk is gesteld.
3. Indien binnen die periode tot en met 28 mei 2013 voornoemde kinderen van [de vader]
niet verzoeken om de vernietiging van de verwerping ongedaan te maken zal het depot op 29 mei 2013 aan [geïntimeerde] worden uitgekeerd.
3.8
Bij brief van 19 april 2013 (na de datum van de dagvaarding in deze zaak) heeft de curator (subsidiair) op grond van artikel 47 Fw de vernietiging van de verwerping van de nalatenschap ingeroepen. Bij brief van 15 juli 2013 aan [de vader]. heeft de curator tevens de vernietiging ingeroepen van de verwerping door [de vader]. van de nalatenschap van diens (voor)overleden vader.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.1
[appellanten] hebben de curator gedagvaard en gevorderd, samengevat, een verklaring voor recht dat het beroep van de curator op de faillissementspauliana ex artikel 42 lid 1 Fw ongegrond is, alsmede een verklaring voor recht dat de curator aansprakelijk is voor de kosten van Groenewegen Advocaten en Notarissen. Zij hebben voorts gevorderd een veroordeling van de curator om toestemming te verlenen aan Groenewegen Advocaten en Notarissen om het bedrag van € 17.318,30 te storten op een door [appellanten] op te geven rekeningnummer, zulks op straffe van een dwangsom.
4.2
De curator heeft de vordering bestreden.
4.3
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen met veroordeling van [appellanten] in de kosten van het geding.
5.De bespreking van het hoger beroep
5.1
De grieven strekken ertoe dat de vorderingen alsnog behoren te worden toegewezen.
5.2
Het hof overweegt als volgt. In het vierde lid van artikel 4:190 BW wordt, voor zover hier van belang. het volgende bepaald:
“
Een aanvaarding of verwerping kan niet op grond van dwaling, noch op grond van benadeling van een of meer schuldeisers worden vernietigd.”
Een aanvaarding of verwerping kan niet op grond van dwaling, noch op grond van benadeling van een of meer schuldeisers worden vernietigd.”
Uit de parlementaire geschiedenis bij deze bepaling blijkt dat hiervoor is gekozen met het oog op de rechtszekerheid:
“
Een bevoegdheid tot vernietiging van de aanvaarding van een erfenis door een schuldeiser van de erfgenaam acht de ondergetekende evenmin gewenst als die tot vernietiging van een verwerping wegens benadeling van een schuldeiser. Daargelaten dat de aanvaarding van een erfenis niet steeds door een rechtshandeling geschiedt, zou de door de aanvaarding ingetreden rechtstoestand, waarbij de belangen van derden als erfgenaam of schuldeiser der nalatenschap nauw betrokken zijn, door de mogelijkheid van toepassing van artikel 3.2.11, te zeer op losse schroeven worden gezet.”
Een bevoegdheid tot vernietiging van de aanvaarding van een erfenis door een schuldeiser van de erfgenaam acht de ondergetekende evenmin gewenst als die tot vernietiging van een verwerping wegens benadeling van een schuldeiser. Daargelaten dat de aanvaarding van een erfenis niet steeds door een rechtshandeling geschiedt, zou de door de aanvaarding ingetreden rechtstoestand, waarbij de belangen van derden als erfgenaam of schuldeiser der nalatenschap nauw betrokken zijn, door de mogelijkheid van toepassing van artikel 3.2.11, te zeer op losse schroeven worden gezet.”
(Memorie van antwoord 3771, nr. 6, blz. 117, Parlementaire Geschiedenis Boek 4 BW, pagina 922).
5.3
De bescherming van schuldeisers van erfgenamen tegen verwerping is op andere wijze gestalte gegeven. Artikel 4:205 BW bepaalt het volgende:
“
Wanneer een schuldeiser van een erfgenaam die de nalatenschap verworpen heeft, hierdoor klaarblijkelijk is benadeeld, kan de rechtbank op zijn verzoek bepalen dat de nalatenschap mede in het belang van de schuldeisers van degene die verworpen heeft, zal worden vereffend, en kan hij zo nodig een vereffenaar benoemen.”
Wanneer een schuldeiser van een erfgenaam die de nalatenschap verworpen heeft, hierdoor klaarblijkelijk is benadeeld, kan de rechtbank op zijn verzoek bepalen dat de nalatenschap mede in het belang van de schuldeisers van degene die verworpen heeft, zal worden vereffend, en kan hij zo nodig een vereffenaar benoemen.”
Indien dit verzoek wordt gehonoreerd, dan is daarvan het gevolg dat vorderingen die de schuldeiser van de verwerpende partij indient in de slotuitdelingslijst batig worden gerangschikt voor zover een overschot aan zijn schuldenaar was toegekomen, indien deze niet had verworpen. Zie artikel 4:219 BW.
Het hof wijst erop dat voor toepassing van artikel 4:205 BW wetenschap van benadeling aan de zijde van de verwerpende partij niet is vereist.
5.4
Nu de wetgever uitdrukkelijk de pauliana heeft uitgesloten als het gaat om de verwerping van een nalatenschap en dit is gedaan uit het oogpunt van andere belangen dan die van partijen alleen, namelijk op grond van de rechtszekerheid, is de openbare orde in het geding en dient het hof hier ambtshalve tot het (voorlopig) oordeel te komen dat de vernietiging door de curator van de verwerping van de nalatenschap(pen) door [de vader]. op grond van artikel 42 Fw (subsidiair 47 Fw) niet mogelijk is. Naar het voorlopig oordeel van het hof brengt het vorenstaande mee dat de vordering van [appellanten] om voor recht te verklaren dat de pauliana ongegrond is en die tot vrijgave van het depot voor toewijzing gereed liggen. Dit oordeel blijft binnen de grenzen van de rechtsstrijd, omdat de grieven ertoe strekken de vorderingen van [appellanten] alsnog toe te wijzen. Nu partijen zich echter omtrent het voorgaande nog niet hebben uitgelaten, zal het hof - alvorens te beslissen - hen daartoe thans in de gelegenheid stellen.
5.5
Bij een inhoudelijke bespreking van de grieven bestaat vooralsnog geen belang.
De beslissing
Het gerechtshof:
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 14 april 2015voor het nemen van een akte aan de zijde van [appellanten] ter uitlating als bedoeld in rechtsoverweging 5.4, waarna de curator gelegenheid krijgt voor het nemen van een antwoordakte;
dinsdag 14 april 2015voor het nemen van een akte aan de zijde van [appellanten] ter uitlating als bedoeld in rechtsoverweging 5.4, waarna de curator gelegenheid krijgt voor het nemen van een antwoordakte;
verstaat dat het hof de gefourneerde dossiers onder zich zal houden en dat partijen, indien zij opnieuw arrest vragen, het onderhavige arrest en de daarna gewisselde processtukken aanvullend dienen te fourneren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. L. Janse, mr. I. Tubben en mr. R.A. van der Pol en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 17 maart 2015.