ECLI:NL:GHARL:2015:2176

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
200.127.039
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping hoger beroep na herhaald uitstel voor grieven in civiele zaak

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, hebben appellanten hoger beroep ingesteld tegen eerdere vonnissen van de rechtbank Leeuwarden en de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een civiele procedure waarin de appellanten, een maatschap en haar maten, vorderingen hebben ingesteld tegen de geïntimeerde. Na herhaaldelijk uitstel voor het indienen van de memorie van grieven, hebben de appellanten op de laatste datum geen grieven ingediend. De geïntimeerde heeft daarop arrest gevraagd. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten geen grieven hebben ontwikkeld en dat de eerdere vonnissen niet in strijd zijn met rechtsregels van openbare orde. Hierdoor heeft het hof het hoger beroep van de appellanten verworpen. Tevens zijn de appellanten veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die zijn begroot op een totaal van € 6.277,-, bestaande uit verschotten en geliquideerd salaris voor de advocaat. Het arrest is uitgesproken op 24 maart 2015 door de rechters J.H. Kuiper, K.M. Makkinga en R.E. Weening.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.127.039/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 108322 / HA ZA 10-995)
arrest van de eerste kamer van 24 maart 2015 in de zaak van:

1.De maatschap [X],

gevestigd te [plaats 1], alsmede haar maten
2.
[appellant 2],
wonende te [plaats 1],
3.
[appellant 3],
wonende te [plaats 1],
4.
Jan [appellant 2],
wonende te [plaats 1],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna:
[appellanten],
advocaat: mr. W.S. Santema, kantoorhoudend te Drachten,
tegen
[geïntimeerde],
gevestigd te [plaats 2],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. G.A. Pots, kantoorhoudend te Leeuwarden.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 9 maart 2011 en 21 maart 2012 van de toenmalige rechtbank Leeuwarden, sector civiel recht, en het vonnis van 6 februari 2013 van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Leeuwarden (hierna: de rechtbank).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 2 mei 2013 is door [appellanten] hoger beroep ingesteld van voormelde vonnissen met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 21 mei 2013. De conclusie van de appeldagvaarding strekt tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep en tot het alsnog toewijzen van de vorderingen van [appellanten], met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties alsmede tot terugbetaling van de door [appellanten] betaalde proceskosten in eerste aanleg.
2.2
Aan [appellanten] is enige malen uitstel verleend voor het indienen van de memorie van grieven. Ter rolle van 15 oktober 2013 is aan [appellanten] uitstel verleend voor het dienen van grieven tot 21 oktober 2014, ambtshalve peremptoir.
2.3
[appellanten] hebben op laatstgenoemde datum niet van grieven gediend, waarna de zaak is verwezen naar de rol van 2 december 2014 voor het nemen van de memorie van grieven, ambtshalve peremptoir (royement).
2.4
[geïntimeerde] heeft op de rol van 2 december 2014 arrest gevraagd en zij heeft daartoe de stukken overgelegd.

3.De beoordeling

3.1
In art. 251 Rv is bepaald dat indien de proceshandeling waarvoor de zaak staat, langer dan twaalf maanden niet is verricht, de rechter op verlangen van de wederpartij van de partij die de proceshandeling moet verrichten, een roldatum bepaalt waarop deze wederpartij verval van instantie kan vorderen, dan wel kan vragen om een laatste uitstel te verlenen aan de partij die de proceshandeling moet verrichten, of om vonnis te vragen. De rechter kan hiertoe, eveneens na verloop van twaalf maanden, ook ambtshalve een roldatum bepalen.
3.2
Het hof heeft met toepassing van de laatste volzin van art. 251 Rv ambtshalve een roldatum bepaald - in dit geval: 2 december 2014 - waarop de wederpartij van [appellanten] verval van instantie kon vorderen, dan wel kon vragen om een laatste uitstel te verlenen aan [appellanten], of om arrest te vragen. [geïntimeerde] heeft, in overeenstemming met art. 251 Rv alsmede met het bepaalde in art. 2.21 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven, arrest gevraagd.
3.3
Nu [appellanten] geen grieven hebben ontwikkeld tegen de vonnissen waarvan beroep, en in aanmerking nemend dat de beroepen vonnissen niet in strijd zijn met rechtsregels van openbare orde, zal het hoger beroep van [appellanten] worden verworpen.
3.4
[appellanten] moeten in hoger beroep worden beschouwd als de in het ongelijk te stellen partij. Het hof zal [appellanten] dan ook veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: ½ punt in tarief V).
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verwerpt het hoger beroep van [appellanten];
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die kosten aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak op € 4.961,- aan verschotten en op € 1.316,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. K.M. Makkinga en mr. R.E. Weening, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 24 maart 2015.