In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van een onroerende zaak heeft vastgesteld. De heffingsambtenaar heeft de waarde van de woning aan de [a-straat] 51 te [Z] per waardepeildatum 1 januari 2012 vastgesteld op € 307.000. Belanghebbende is het hier niet mee eens en stelt dat de waarde te hoog is, onderbouwd door een taxatierapport van taxateur [B] dat de waarde op € 296.000 taxeert. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de zitting heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht en zijn taxatierapport gepresenteerd. De heffingsambtenaar heeft eveneens een taxatierapport overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde. Het Hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en beoordeeld. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de vastgestelde waarde van € 307.000 niet te hoog is. Het Hof wijst erop dat de waarde van onroerende zaken per kalenderjaar opnieuw moet worden vastgesteld, waarbij eerdere of latere waarderingen niet relevant zijn.
Uiteindelijk concludeert het Hof dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat het Hof geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 24 maart 2015.