In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die is opgelegd door de gemeente Amersfoort. De naheffingsaanslag van € 55,30 werd opgelegd op 7 mei 2013, omdat er geen zichtbaar parkeerkaartje in de auto was geplaatst. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit werd ongegrond verklaard door de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet had aangetoond dat hij de parkeerbelasting had betaald, omdat het parkeerkaartje niet zichtbaar was achter de voorruit van de auto.
In hoger beroep heeft belanghebbende betoogd dat hij wel degelijk de verschuldigde parkeerbelasting heeft betaald en dat het parkeerkaartje zichtbaar in de auto was geplaatst. Hij voerde aan dat de parkeercontroleur de situatie niet correct had waargenomen. Het Hof heeft de verklaringen van belanghebbende en de getuigen in overweging genomen en vastgesteld dat de heffingsambtenaar onvoldoende bewijs heeft geleverd dat belanghebbende de parkeerbelasting niet had voldaan. Het Hof concludeert dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd, omdat er geen bewijs is dat de parkeerbelasting niet was betaald.
Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en de naheffingsaanslag, en veroordeelt de heffingsambtenaar tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende. De uitspraak is gedaan op 24 maart 2015 en is openbaar uitgesproken. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.