Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
grieven I tot en met IVkeren zich tegen de afwijzing door de rechtbank van de vordering van San Antonio in conventie tot betaling van € 25.779,60 ter zake van de onbetaald gebleven leveringen hazelnootbonbons over de maanden september tot en met november 2009.
grieven I en IIbetogen dat de rechtbank San Antonio ten onrechte met het bewijs heeft belast dat zij nog steeds rechthebbende is ten aanzien van de vordering in conventie. San Antonio voert onder deze grief voorts, samengevat, het volgende aan. Van cessie of subrogatie was en is geen sprake. Van subrogatie kan geen sprake zijn omdat daarvoor een overeenkomst tussen de derde (Dimi) en de schuldenaar (San Antonio) is vereist, terwijl artikel 7:962 BW niet toepasselijk is. Dimi heeft bij conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie door haar beroep op verrekening jegens San Antonio erkend dat San Antonio rechthebbende is. San Antonio heeft bewezen dat zij rechthebbende is doordat zij de stelling van Dimi, dat Coface NL rechthebbende is geworden, heeft weerlegd. De rechtbank is buiten de rechtsstrijd getreden met haar overweging dat de Spaanse moedermaatschappij Coface SA mogelijk rechthebbende is. Volgens
grief IIIheeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de verklaringen in de considerans bij de overeenkomst van 10 december 2012 de mogelijkheid openlaten dat de vordering op Coface SA is overgegaan ingevolge de bepalingen van de overeenkomst van kredietverzekering. In de overeenkomst zelf is nu juist verklaard dat de vordering nimmer is overgedragen of anderszins in het vermogen van Coface Nederland Services B.V. of Coface SA is gekomen. De ondertekenaars van de overeenkomst waren daartoe blijkens de overgelegde uittreksels uit de openbare handelsregisters (productie 1) bevoegd. San Antonio heeft bewijs aangeboden van de juistheid van de door haar gestelde inhoud van de overeenkomst. Onder
Grief IVvoert San Antonio aan dat zij krachtens de lastgevingsovereenkomst niet als onmiddellijke vertegenwoordiger optreedt, maar (voorwaardelijk) als middellijke vertegenwoordiger van Coface SA. De overeenkomst betreft een lastgeving tot incasso en strekt niet tot onmiddellijke vertegenwoordiging als bedoeld in artikel 3:60 BW. Dat San Antonio een (voorwaardelijke) last heeft gekregen om de vordering in eigen naam te innen blijkt uit de overeenkomst, onder meer gelet op de daarin opgenomen verwijzingen naar art. 7:414 e.v. BW en het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2004 (NJ 2005, 41). Aldus kon San Antonio wel eerst hangende de procedure vermelden dat hij (voorwaardelijk) ter behartiging van de belangen van een ander (Coface) optreedt. Zoals in de overeenkomst ook is vermeld, bevrijdt betaling aan San Antonio Dimi ook tegenover de (voorwaardelijke) lastgevers, aldus San Antonio. San Antonio heeft bewijs aangeboden van zijn stelling dat partijen beoogden een overeenkomst met de hiervoor beschreven inhoud te sluiten.
een dergelijke lastgeving[curs. hof] ook kan plaatsvinden na de dagvaarding” moeten redelijkerwijs aldus worden opgevat dat partijen bij de onderhavige overeenkomst voor ogen stond een zodanige (voorwaardelijke) middellijke last in het leven te roepen. Het woord ‘namens’ in artikel 2 van de overeenkomst doet daaraan in dit geval (onvoldoende) af. Grief IV slaagt derhalve.
grief VIkomt San Antonio op tegen de toewijzing door de rechtbank van de vordering tot vergoeding van de gederfde winst (2.16 van het vonnis van 3 april 2013), daartoe stellende dat Dimi geen schade in de vorm van gederfde winst heeft geleden. Volgens San Antonio heeft Metro wel de vervangende producten (de etagères) ontvangen, maar San Antonio betwist dat daarbij de koopprijs voor de besmette bonbons is gecrediteerd. Ervan uitgaand dat die koopprijs in het vermogen van Dimi is gebleven, is de winst van
Grief VIIklaagt dat de rechtbank bij de vaststelling van de schadeomvang ten onrechte geen rekening heeft gehouden met hetgeen Metro aan Dimi heeft betaald. Ook onder deze grief betwist San Antonio dat Metro uiteindelijk noch voor de bonbons, noch voor de etagères heeft betaald.
grief IXbetwist San Antonio alsnog dat de werkzaamheden, waarop de desbetreffende vordering van Dimi ziet, niet reeds vallen onder de werkzaamheden en verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te houden.