In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling van een moeder met haar uithuisgeplaatste minderjarige dochter. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.F.P. Scheele, verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank Overijssel van 1 september 2014 te vernietigen, waarin haar verzoek tot uitbreiding van de omgangsregeling was afgewezen. De moeder had eerder verzocht om de omgangsregeling te wijzigen van één uur per zes weken naar minimaal één uur per vier weken. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel (GI) heeft dit verzoek bestreden en verzocht het hoger beroep van de moeder te verwerpen.
Het hof heeft in zijn overwegingen het zwaarwegende belang van de minderjarige vooropgesteld. De minderjarige, geboren in 2008, is sinds haar geboorte niet bij de moeder opgegroeid vanwege de psychiatrische problematiek van de moeder. De GI heeft zich ingespannen om het contact tussen de moeder en de minderjarige te faciliteren, maar de moeder heeft moeite om aan te sluiten bij de belevingswereld van haar dochter. Het hof heeft vastgesteld dat de huidige omgangsregeling, die onder begeleiding plaatsvindt, in het belang van de minderjarige is en dat er geen noodzaak is voor een nader onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming.
De moeder heeft aangegeven dat zij het niet eens is met de beoordeling van de GI en de pleegouders, maar het hof heeft geen aanwijzingen gevonden om aan de juistheid van hun bevindingen te twijfelen. De moeder ervaart de situatie als onrechtvaardig, maar het hof heeft benadrukt dat het belang van de minderjarige voorop staat. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de moeder afgewezen, waarbij het belang van de minderjarige als zwaarwegend is beschouwd.