ECLI:NL:GHARL:2015:263

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 januari 2015
Publicatiedatum
19 januari 2015
Zaaknummer
200.162.129
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woonruimte in kort geding met betrekking tot geluidsoverlast en alcoholafhankelijkheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de ontruiming van een woning door [naam], die als huurder bij Woonstichting Jutphaas is betrokken. De huurovereenkomst werd op 5 juli 2010 gesloten, maar er zijn herhaaldelijk klachten van geluidsoverlast en bedreigingen door [naam] ontvangen. Ondanks eerdere afspraken en hulpverlening heeft [naam] zich niet aan de regels gehouden, wat leidde tot een vordering tot ontruiming door Jutphaas. De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen, waarna [naam] in hoger beroep ging.

Het hof heeft de feiten uit het eerdere vonnis overgenomen en geconcludeerd dat er nog steeds een spoedeisend belang is voor Jutphaas, gezien de aanhoudende overlast. Het hof oordeelt dat Jutphaas voldoende heeft gedaan om ontruiming te voorkomen, maar dat [naam] niet in staat is gebleken om zich aan gemaakte afspraken te houden. De voorgestelde behandeling voor alcoholafhankelijkheid door [naam] werd niet als voldoende onderbouwd beschouwd, aangezien hij geen concrete stappen heeft ondernomen om deze behandeling te ondergaan.

Uiteindelijk heeft het hof de grief van [naam] verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij [naam] in de kosten van het hoger beroep werd veroordeeld. De beslissing benadrukt het belang van de overige huurders die lijden onder de overlast, wat zwaarder weegt dan het woonbelang van [naam].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.162.129
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 3547368)
arrest in kort geding van de derde kamer van 15 januari 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[appellante], in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [naam],
gevestigd te [plaatsnaam],
appellante,
hierna: [naam],
advocaat: mr. L.C. de Lange,
tegen:
de stichting
Woonstichting Jutphaas,
gevestigd te [plaatsnaam],
geïntimeerde,
hierna: Jutphaas,
advocaat: mr. B.E.J.M. Tomlow.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het kort geding vonnis van 24 december 2014 dat de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht) tussen Jutphaas als eiseres en [naam] als gedaagde heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 30 december 2014 met grieven,
- de memorie van antwoord,
- de pleidooien.
2.2
Na afloop van de pleidooien heeft het hof arrest bepaald op één dossier.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.14 van het bestreden vonnis.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1
Het gaat in dit kort geding samengevat over het volgende. [naam] heeft met Jutphaas op 5 juli 2010 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan het [adres] te [plaatsnaam]. Daarvoor was hij ongeveer drieënhalf jaar dakloos geweest. [naam] lijdt aan alcoholafhankelijkheid en was voor het ingaan van de huurovereenkomst daarvoor onder behandeling in een ontwenningscentrum. In het toepasselijk huurreglement en huishoudelijk reglement is opgenomen dat het de huurder niet is toegestaan overlast te bezorgen en dat muziek is toegestaan zolang dit geen overlast oplevert voor de overige bewoners. Geluidsoverlast dient te worden voorkomen. Nadat [naam] in de woning is gaan wonen, heeft Jutphaas klachten van geluidsoverlast ontvangen van bewoners in het flatgebouw (harde muziek en geschreeuw). In december 2011 heeft Jutphaas met [naam] gesproken en hem alternatieven voorgelegd. Vervolgens is afgesproken dat [naam] geen overlastmeldingen meer zal veroorzaken, alle hulpmiddelen zal aanvaarden die door betrokken hulpinstanties worden voorgedragen en alleen met koptelefoon muziek zal luisteren. Sedertdien zijn er wederom regelmatig overlastmeldingen geweest wegens met deuren slaan, harde muziek, schreeuwen en bedreigingen. In de zomer van 2014 heeft Jutphaas geconstateerd dat [naam] vrijwel niet meer nuchter was, dat de overlastklachten toenamen, dat de woning overstroomd was met water en dat [naam] de storingsdienst niet had toegelaten. In september 2014 is aangifte tegen [naam] gedaan wegens overlast en bedreiging waarna [naam] is aangehouden. De politie is overigens ook eerder regelmatig betrokken geweest bij de overlast. Ten slotte heeft een onderbuurvrouw op 23 oktober 2014, na eerdere overlastmeldingen, melding gemaakt van jarenlange overlast door [naam], onder andere door slaan met deuren en het draaien van harde muziek.
4.2
Jutphaas heeft de ontruiming door [naam] gevorderd welke vordering de kantonrechter heeft toegewezen. [naam] betoogt in hoger beroep dat ontruiming niet aan de orde is omdat er nog een alternatief voorhanden is, namelijk behandeling van de alcoholafhankelijkheid door een detoxificatie en stabilisatie. Tijdens het pleidooi is namens [naam] aangevoerd dat tevens hulp zal worden ingeschakeld voor woonbegeleiding.
4.3
Het hof stelt voorop dat bij beantwoording van de vraag of een in kort geding verlangde voorziening, hetzij na toewijzing, hetzij na weigering daarvan, in hoger beroep voor toewijzing in aanmerking komt, zo nodig ambtshalve, mede dient te worden beoordeeld of de eisende partij ten tijde van het arrest van het hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft.
4.4
Het hof acht het spoedeisend belang van Jutphaas nog immer aanwezig, nu gesteld noch gebleken is dat de structurele overlast definitief een einde heeft genomen terwijl deze sedert het laatste halfjaar van 2014 aanzienlijk is.
4.5
Het hof is voorts met de kantonrechter van oordeel dat Jutphaas voldoende heeft gedaan om ontruiming te voorkomen. Uit de door Jutphaas overgelegde stukken blijkt namelijk het volgende. Jutphaas heeft steeds contact onderhouden met de hulpverleners van [naam] en zelf meerdere gesprekken met [naam] gevoerd om de overlastklachten te bespreken en de zaak ten goede te keren. Er zijn in december 2011 duidelijke afspraken gemaakt met als doel dat [naam] geen overlast meer zou veroorzaken. [naam] heeft zich evenwel niet gehouden aan de afspraken: vanaf begin februari 2012 kwamen er alweer klachten over geluidsoverlast. De hulpverlening die is ingezet heeft niet voldoende mogen baten. Huurders hebben daarnaast zelf herhaaldelijk de afspraak met [naam] gemaakt dat hij geen geluidsoverlast meer zou veroorzaken, welke afspraak [naam] telkens niet is nagekomen. De conclusie is dan ook dat [naam] niet in staat blijkt zich te houden aan gemaakte afspraken en de alcoholafhankelijkheid, die de oorzaak is van de overlast, ook met hulp niet onder controle krijgt.
4.6
[naam] heeft behandeling voor zijn alcoholafhankelijkheid voorgesteld, in het bijzonder een behandeling gericht op detoxificatie en stabilisatie. Het hof constateert echter dat [naam] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij sedert juni 2014, toen de mogelijkheid van deze behandeling met [naam] is besproken, of na de inleidende dagvaarding in deze zaak van 27 november 2014 waarbij de ontruiming is gevorderd, concreet aanstalten heeft gemaakt die behandeling daadwerkelijk te ondergaan. [medewerker] van Jutphaas heeft in dit verband ter zitting verklaard dat [naam] tot vijf keer toe beloofd heeft een detoxificatie te ondergaan, maar dat hij die stap steeds niet heeft gezet. Het enkele – door de raadsman ter pleidooi aangevoerde – feit dat tussen de uitspraak van 24 december 2014 en de pleidooien in hoger beroep op 8 januari 2015 de zorginstellingen vanwege de feestdagen minder goed bereikbaar waren, brengt daarom niet mee dat het niet aan [naam] kan worden geweten dat niet eerder een behandeling is gestart.
4.7
In dit licht vormt de blote stelling dat [naam] de motivatie voor deze behandeling heeft, voorshands geen aanleiding om te oordelen dat niet alle reële mogelijkheden zijn uitgeput waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat Jutphaas de resultaten daarvan afwacht. Daarbij komt dat niet aannemelijk is gemaakt (of geworden) dat een klinische behandeling van 10 tot 14 dagen gericht op detoxificatie en stabilisatie zal voorkomen dat [naam] zal terugvallen met als gevolg (toename van) overlast.
4.8
Al het bovenstaande brengt naar voorlopig oordeel van het hof mee dat de gronden voor ontruiming aanwezig zijn. De belangen van de overige huurders van Jutphaas die lijden onder de geluidsoverlast, uitingen en (fysieke) bedreigingen van [naam] dienen te prevaleren boven het woonbelang van [naam]. Het hof verwijst voorts naar rovs. 4.7 en 4.8 van het bestreden vonnis waar het zich bij aansluit. In het voorgaande ligt tevens besloten dat het hof voorbijgaat aan de subsidiair door [naam] aangevoerde mogelijkheid de ontruiming voorwaardelijk toe te wijzen in de zin dat [naam] zich ertoe verplicht een behandeling gericht op detoxificatie en stabilisatie te ondergaan alsmede zich ervan te onthouden in de toekomst enige vorm van overlast te veroorzaken.
De slotsom
4.9
De grief faalt, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [naam] in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Jutphaas worden begroot op
€ 704 voor griffierecht en op € 2.682 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief
(3 punten x tarief II).

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep in kort geding:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Utrecht van 24 december 2014;
veroordeelt [naam] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Jutphaas vastgesteld op € 704 aan griffierecht en op € 2.682 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, J.M. Rowel en B.J. Lenselink en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2015.