In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, die in een onveilige en verwaarlozende opvoedingssituatie opgroeiden. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland van 15 oktober 2014 aangevochten, waarin de minderjarigen onder toezicht waren gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing was verleend. De moeder verzocht het hof de eerdere beschikking te vernietigen en de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen of te beperken tot zes maanden.
Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarigen lange tijd in een onveilige omgeving hebben geleefd, met verwaarlozing en geweld. De vader vertoonde agressief gedrag en de moeder was niet in staat om een veilig opvoedingsklimaat te bieden. De GI had eerder al zorgen geuit over de opvoedingscapaciteiten van de ouders. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder onvoldoende inzicht had in de problematiek en de zorgen van de hulpverleners bagatelliseerde. Het hof concludeerde dat de moeder niet in staat was om de minderjarigen een veilig en stabiel opvoedingsklimaat te bieden, vooral omdat zij nog steeds bij de vader woonde en de relatie tussen hen onduidelijk was.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, omdat er geen aanleiding was om de machtiging tot uithuisplaatsing te bekorten. De zorgen over de opvoedingssituatie waren te groot en de moeder had niet aangetoond dat zij in staat was om de opvoeding van de minderjarigen op zich te nemen. De beslissing van het hof benadrukt het belang van een veilige omgeving voor de ontwikkeling van minderjarigen en de verantwoordelijkheden van ouders in dit proces.