Uitspraak
appellant,
hierna genoemd: [appellant] dan wel appellant,
advocaat: mr. G.L. van der Heide-Brink, kantoorhoudende te Drachten,
1.Het geding in eerste aanleg
7 oktober 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, is het verzoek van appellant om schadevergoeding ex artikel 35 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: BOPZ), afgewezen.
2.Het geding in hoger beroep
19 augustus 2014, althans deze schade vast te stellen op een door het hof in goede justitie naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen bedrag en de Staat der Nederlanden, dan wel de Officier van Justitie te Noord-Nederland, te veroordelen om dit bedrag, dan wel het door het hof vast te stellen bedrag, binnen vier weken na dagtekening van de in deze af te geven beschikking aan [appellant] te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 juli 2014 tot de dag der algehele voldoening en daarbij de Staat der Nederlanden, dan wel de Officier van Justitie, te veroordelen in de kosten van deze procedure.
- de brief met bijlage van mr. Van der Heide-Brink van 13 februari 2015 met
bijbehorend journaalbericht;
- de brief met bijlage (brief bewindvoerder) van mr. Van der Heide-Brink van 26 maart
2015 en bijbehorend journaalbericht;
- het journaalbericht met bijlage van mr. Van der Heide-Brink van 27 maart 2015.
3.Feiten en achtergronden
4.De motivering van de beslissing
4 april 2014. Hij is van mening dat daarom de opname onrechtmatig is geweest en voorts dat vanwege die onrechtmatige opname ook zijn verdere verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis tot zijn voorwaardelijk ontslag op 19 augustus 2015 niet rechtmatig is geweest. De wetgever heeft volgens [appellant] bewust een onderscheid gemaakt tussen "doen opnemen" en "doen verblijven" in de Wet BOPZ. Een machtiging tot het doen verblijven is volgens [appellant] bedoeld voor personen die reeds zijn opgenomen en daarvan was geen sprake nu hij vanuit zijn thuissituatie gedwongen is opgenomen. Ter zitting is voorts namens [appellant] het verzoek nader geconcretiseerd voor wat betreft de aard en omvang van de schade onder meer door te wijzen op de eigen bijdragen die [appellant] verschuldigd is geweest voor de gesubsidieerde bijstand, het griffierecht, het aantal verblijfsdagen en het ondervonden leed als gevolg van de gedwongen opname (immateriële schade).