ECLI:NL:GHARL:2015:2905

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
22 april 2015
Zaaknummer
21-004181-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • R. van den Heuvel
  • M. Barels
  • M.A.F. Cools-Weebers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag op ex-echtgenote met meer dan 30 messteken

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 22 april 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 40-jarige Arnhemmer die zijn ex-echtgenote op 10 maart 2012 heeft doodgestoken. De verdachte werd in eerste aanleg door de rechtbank Gelderland veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf voor moord, maar het hof oordeelde dat voorbedachten rade niet bewezen was. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte zijn ex-vrouw met meer dan 30 messteken om het leven heeft gebracht, maar sprak hem vrij van moord. De verdachte had verklaard dat hij naar de woning van zijn ex-vrouw was gegaan om zijn kinderen op te halen en dat hij het mes had afgepakt van zijn ex-vrouw, die hem had bedreigd. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de verdachte het mes van huis had meegenomen en dat er geen sprake was van een vooropgezet plan. De verdachte werd veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf voor doodslag, waarbij het hof rekening hield met de gruwelijke wijze waarop het slachtoffer was omgebracht en de impact op de kinderen en de familie van het slachtoffer. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 3.906,82 toegewezen aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004181-13
Uitspraak d.d.: 22 april 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van
2 april 2013 met parketnummer 05-700405-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [Geboortedatum verdachte],
thans verblijvende in [detentieplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 april 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden, mr. K. Karakaya en mr. J.J. Veldheer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 10 maart 2012 te Arnhem, in elk geval in de gemeente Arnhem, althans in Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] [geboortedatum slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, die [slachtoffer]
meermalen (totaal ongeveer zo'n 32 keer), althans eenmaal met een mes, althans een soortgelijk scherp/puntig voorwerp in de rug en/of de borst (o.a. de long- en/of hartstreek), althans in het bovenlichaam en/of in de hals/keel en/of een of meer (andere) lichaamsdelen heeft gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
subsidiair:
hij op of omstreeks 10 maart 2012 te Arnhem, in elk geval in de gemeente Arnhem, althans in Nederland, opzettelijk[slachtoffer]([geboortedatum slachtoffer]van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte (telkens) opzettelijk die[slachtoffer] meermalen (totaal ongeveer zo'n 32 keer), althans eenmaal met een mes, althans een soortgelijk scherp/puntig voorwerp in de rug en/of de borst (o.a. de long- en/of hartstreek), althans in het bovenlichaam en/of in de hals/keel en/of een of meer (andere) lichaamsdelen heeft gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het primair tenlastegelegde (moord)

Op 10 maart 2012 is verdachte naar de woning van zijn ex-vrouw [slachtoffer] gegaan om zijn kinderen op te halen. Hij is de woning binnengegaan en heeft [slachtoffer] vele malen (ongeveer 32 keer) met een mes gestoken in haar borst, rug en hals. [slachtoffer] is ten gevolge van die messteken overleden.
Verdachte heeft verklaard dat hij de woning binnen is gegaan om zijn ex-vrouw opnieuw ten huwelijk te vragen. Zijn ex-vrouw was daarop boos op hem geworden en had uit de keuken een mes gepakt waarmee zij hem bedreigde. Verdachte heeft dit mes afgepakt en haar eerst tweemaal in haar buik gestoken en daarna nog vele malen in haar rug. Verdachte heeft daarna gebeld met twee broers van [slachtoffer] en tegen hen gezegd dat ze de politie moesten bellen. Volgens [broer slachtoffer] sprak verdachte toen rustig en normaal. Verdachte heeft daarna gebeld met de verhuurder van zijn kamer en tegen hem gezegd: ”Ik heb iets met de politie van doen. Ik zal 1 à 2 jaar vast zitten. Wil je dan mijn koffer komen brengen. Al wat ik heb zit daar in. In Godsnaam breng het alsjeblieft.”
Het meebrengen van het mes, het motief (jaloezie), het buiten de woning zetten van de kinderen en de rust waarmee verdachte na het steken heeft getelefoneerd zijn voor de rechtbank en ook voor de advocaat-generaal reden geweest om bewezen te achten dat verdachte zijn ex-vrouw met voorbedachten raad heeft gedood.
Het hof oordeelt hierover als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld (HR 28 februari 2012, NJ 2012, 518).
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte het mes waarmee hij [slachtoffer] heeft neergestoken vanaf zijn eigen huis heeft meegenomen naar haar woning. In het dossier is daarvoor geen enkel objectief bewijs. Het mes waarmee is gestoken is een heel gangbaar (IKEA)-mes. Het enkele feit dat een getuige, die tot eind december 2011 bij het slachtoffer in huis heeft gewoond, heeft verklaard dat zij nimmer een dergelijk mes in de woning heeft gezien, kan ook niet tot dit bewijs bijdragen, alleen al omdat het mes ook na 1 januari 2012 in het huis van het slachtoffer kan zijn terechtgekomen.
Uit het dossier kan niet met voldoende zekerheid worden afgeleid dat verdachte ervoor heeft gezorgd dat zijn kinderen buiten de woning waren. De beide broers van het slachtoffer, die beiden het dochtertje als bron van hun wetenschap noemen, verklaren hierover verschillend. Hoe dan ook, hieruit kan evenmin worden afgeleid dat verdachte het steken vooraf heeft gepland. Verdachte heeft verklaard dat hij niet wilde dat zijn kinderen bij het gesprek met zijn vrouw zouden zijn.
Bovenstaande feiten zijn ieder voor zich noch in onderlinge samenhang voldoende om te komen tot voorbedachte raad.
Het hof heeft daarom uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit, moord, heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
hij op
of omstreeks10 maart 2012 te Arnhem,
in elk geval in de gemeente Arnhem, althans in Nederland,opzettelijk[slachtoffer][geboortedatum slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte
(telkens)opzettelijk die [slachtoffer] meermalen (totaal ongeveer zo'n 32 keer),
althans eenmaalmet een mes,
althans een soortgelijk scherp/puntig voorwerpin de rug en/
ofde borst (o.a. de long- en/of hartstreek),
althans in het bovenlichaamen
/ofin de hals/keel en/
of een of meer (andere
)lichaamsdelen heeft gestoken
en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte

In de over verdachte opgemaakte rapportage is niet naar voren gekomen dat er redenen zijn om verdachte niet of verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Verdachte is strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

In eerste aanleg heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wegens moord wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren. De rechtbank heeft verdachte veroordeeld voor moord en hem daarvoor een gevangenisstraf van vijftien jaar opgelegd.
In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat verdachte wegens moord wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren. Namens verdachte is aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van moord. Als verdachte voor doodslag zou worden veroordeeld zou een gevangenisstraf tussen de acht en twaalf jaren passend zijn, gelet op soortgelijke zaken.
Het hof oordeelt hierover als volgt.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof spreekt verdachte vrij van moord en acht doodslag bewezen. Verdachte is blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie niet eerder met politie of justitie in aanraking gekomen.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zijn ex-vrouw in de bloei van haar leven op zeer gewelddadige wijze om het leven heeft gebracht. Hij heeft hierdoor niet alleen het meest waardevolle van het slachtoffer, namelijk haar leven, afgenomen maar tevens haar twee jonge kinderen op een afschuwelijke wijze hun moeder afgenomen. Ook haar familie en vrienden zullen de rest van hun leven moeten leven met het gemis. Naast de ernstige gevolgen voor de direct betrokkenen is bovendien de maatschappij ernstig geschokt door dit gewelddadige feit. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur is naar het oordeel van het hof dan ook passend en geboden.
Het subsidiair bewezenverklaarde feit is begaan met behulp van het hierna te noemen inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp. Niet is kunnen worden vastgesteld aan wie het mes toebehoort. Het zal daarom verbeurd worden verklaard.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.906,82. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
het mes.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een mobiele telefoon, merk Nokia, type N97, Sin nummer AAEL7858NL.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij[benadeelde partij] ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.906,82 (drieduizend negenhonderdzes euro en tweeëntachtig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.906,82 (drieduizend negenhonderdzes euro en tweeëntachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
49 (negenenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. R. van den Heuvel, voorzitter,
mr. M. Barels en mr. M.A.F. Cools-Weebers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.C.S. Huijbers, griffier,
en op 22 april 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.A.F. Cools-Weebers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 22 april 2015.
Tegenwoordig:
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. A.A. Schut, advocaat-generaal,
B.J. Berendsen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.