In deze zaak gaat het om een geschil over de eigendom van een recreatiewoning aan de [a-straat] 37 te [L] en de bijbehorende WOZ-waarderingen voor de jaren 2009 en 2010. De belanghebbende, [X] [Z], heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, die op 20 september 2012 de WOZ-waarde voor 2009 had vastgesteld op € 55.000, maar de waarde voor 2011 handhaafde op € 62.000. De heffingsambtenaar van de gemeente Vlagtwedde had eerder de waarde vastgesteld op respectievelijk € 89.000 en € 71.000 voor de jaren 2009 en 2010.
De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende samen met zijn echtgenote eigenaar was van de recreatiewoning, wat door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in deze uitspraak werd bevestigd. Het Hof oordeelde dat de stelling van de belanghebbende dat hij geen eigenaar was, ongegrond was, aangezien hij en zijn echtgenote een hypotheekrecht op de woning hadden gevestigd en de akten van eigendom en overdracht in het dossier bevestigden dat zij de eigenaars waren. Het Hof concludeerde dat de WOZ-beschikkingen terecht aan de belanghebbende waren opgelegd.
De uitspraak van het Hof bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen, en de belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in cassatie te gaan tegen deze uitspraak.