ECLI:NL:GHARL:2015:2999

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
28 april 2015
Zaaknummer
WAHV 200.140.728
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Arntz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep tegen inleidende beschikking WAHV

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissingen van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 28 november 2013. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn beroep tegen de inleidende beschikking van de officier van justitie. Het hof oordeelt dat het beroep in alle vier de zaken te laat is ingesteld. De betrokkene had de inleidende beschikkingen ontvangen op verschillende data, en de beroepstermijnen waren inmiddels verstreken. De betrokkene voerde aan dat hij in overleg was met het CJIB over een betalingsregeling, maar het hof oordeelt dat dit geen excuus is voor het niet tijdig instellen van beroep. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter dat de beroepen ongegrond zijn en dat de officier van justitie de beroepen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hof benadrukt dat de betrokkene ook de mogelijkheid had om binnen de beroepstermijn een niet gemotiveerd beroep in te stellen, wat hij niet heeft gedaan. De beslissing van de kantonrechter wordt derhalve bevestigd.

Uitspraak

WAHV 200.140.728, 200.140.736, 200.140.737 en 200.140.738
24 april 2015
CJIB 155774587, 162588337, 158353725 en 160395321
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op de hoger beroepen tegen de beslissingen
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 28 november 2013
betreffende
[naam] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] .

De beslissingen van de kantonrechter

De kantonrechter heeft de beroepen van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissingen ongegrond verklaard. De beslissingen van de kantonrechter zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissingen van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Bij de beroepschriften is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld verweerschriften in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 10 april 2015. De betrokkene is niet verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen E.J. Swart.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft in alle zaken geoordeeld dat het beroep tegen de inleidende beschikking niet tijdig is ingesteld en dat de officier van justitie daarom terecht dat beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. Ingevolge het bepaalde in artikel 6, eerste lid, van de WAHV in verbinding met de artikelen 3:41, 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het beroep tegen de inleidende beschikking te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop de beschikking aan de betrokkene is toegezonden.
3. Blijkens de gedingstukken is de inleidende beschikking in de zaak met WAHV-nummer 200.140.728 en cjib-nummer 155774587 op 10 oktober 2011 aan de betrokkene toegezonden. De beroepstermijn eindigde derhalve op 21 november 2011.
4. Blijkens de gedingstukken is de inleidende beschikking in de zaak met WAHV-nummer 200.140.736 en cjib-nummer 162588337 op 9 juli 2011 aan de betrokkene toegezonden. De beroepstermijn eindigde derhalve op 20 augustus 2011.
5. Blijkens de gedingstukken is de inleidende beschikking in de zaak met WAHV-nummer 200.140.737 en cjib-nummer 158353725 op 11 januari 2012 aan de betrokkene toegezonden. De beroepstermijn eindigde derhalve op 22 februari 2012.
6. Blijkens de gedingstukken is de inleidende beschikking in de zaak met WAHV-nummer 200.140.738 en cjib-nummer 160395321 op 7 april 2012 aan de betrokkene toegezonden. De beroepstermijn eindigde derhalve, met toepassing van de Algemene termijnenwet, op 21 mei 2012.
7. In alle zaken is het beroepschrift gedateerd 12 februari 2013 en het is blijkens een daarop gesteld stempel op 13 februari 2013 bij de CVOM ingekomen. Het beroep is dus in alle zaken niet tijdig ingesteld.
8. Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
9. De betrokkene heeft in dit verband aangevoerd dat hij met het CJIB in onderhandeling was voor het aangaan van een betalingsregeling en dat het instellen van beroep hem tijdens dat overleg niet opportuun leek.
10. In alle zaken bevindt zich bij de stukken van het geding een brief van de betrokkene aan de officier van justitie d.d. 15 maart 2013. Hierin schrijft de betrokkene dat hij vanaf maart 2012 heeft geprobeerd om met het CJIB tot een betalingsregeling te komen.
11. Niet valt in te zien waarom de betrokkene vanwege het overleg met het CJIB niet in staat zou zijn geweest tijdig beroep in te stellen bij de officier van justitie. Hij had er immers voor kunnen kiezen om ter voorkoming van een termijnoverschrijding ongemotiveerd beroep in te stellen tegen de inleidende beschikking om in een latere fase eventueel de gronden van zijn beroep aan te vullen.
12. Hetgeen de betrokkene aanvoert leidt daarom niet tot de conclusie dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de betrokkene in deze zaken in verzuim is geweest. De officier van justitie heeft derhalve terecht die beroepen niet-ontvankelijk verklaard.
13. Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter de beroepen tegen de beslissingen van de officier van justitie terecht ongegrond heeft verklaard. Het hof zal de beslissingen van de kantonrechter derhalve bevestigen. Het hof kan daarom - net als de officier van justitie en de kantonrechter - niet toekomen aan een beoordeling van de bezwaren van de betrokkene tegen de opgelegde sancties.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissingen van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Arntz als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.