ECLI:NL:GHARL:2015:332

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 januari 2015
Publicatiedatum
20 januari 2015
Zaaknummer
200.092.724-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en rechtsgeldigheid van het convenant

In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen de man en de vrouw na hun scheiding. De man stelt dat er een rechtsgeldig convenant is gesloten over de verdeling van de gemeenschap, maar de vrouw betwist dit. Het hof heeft eerder een tussenarrest gewezen waarin het verzet van de vrouw tegen de eisvermeerdering van de man gegrond werd verklaard. De man heeft de vrouw bij dagvaarding in 2009 in rechte betrokken met een vordering tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De rechtbank heeft in een vonnis van 8 december 2010 een gedetailleerde verdeling van de gemeenschap vastgesteld, maar de man heeft in hoger beroep grieven ingediend tegen deze beslissing. Het hof heeft de zaak opnieuw bekeken en geconcludeerd dat er onduidelijkheid bestaat over de rechtsgeldigheid van het convenant en de waarde van de woning. Het hof heeft besloten een comparitie van partijen te gelasten om nadere inlichtingen te verkrijgen en te onderzoeken of er een minnelijke regeling mogelijk is. De comparitie zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie in Leeuwarden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.092.724/01
(zaaknummer rechtbank Groningen 107532 / HA ZA 09-111)
arrest van de eerste kamer van 20 januari 2015
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats 1],
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. J.S. Bauer, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2],
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. P.A.K. van Eck, kantoorhoudend te Groningen.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 28 januari 2014 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
In het voornoemde tussenarrest in incident van 28 januari 2014 heeft het hof het verzet van de vrouw tegen de eisvermeerdering van de man bij memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep, tevens inhoudende voorwaardelijke vermeerdering van eis, gegrond verklaard. In de hoofdzaak heeft het hof de zaak verwezen naar de rol van dinsdag 11 februari 2014 voor fourneren.
1.2
Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.

2.De vordering en de beslissing daarop in eerste aanleg

2.1
De man heeft de vrouw bij inleidende dagvaarding van 26 januari 2009 in rechte betrokken en daarbij een vordering in het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap ingesteld, zoals weergegeven in het petitum van die dagvaarding.
2.2
De vrouw heeft verweer gevoerd en heeft gevorderd de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap te verdelen op de wijze als in het petitum van haar conclusie van antwoord vermeld.
2.3
De rechtbank heeft, na tussenvonnissen van 1 april 2009 en 2 december 2009, in het bestreden vonnis van 8 december 2010 als volgt beslist:
"4.1 Gelast partijen de ontbonden gemeenschap als volgt te verdelen:toe te delen aan de man:- de voormalig echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats 2], onder de verplichting van de man de hypothecaire geldleningen bij de Rabobank met de nummers [rekeningnummer 1], [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 3] op zich te nemen, de vrouw te vrijwaren van aanspraken door de hypotheeknemer en zich in te spannen dat de hypotheeknemer de man uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake van de hypothecaire geldleningen zal ontslaan,- de koopsompolis Interpolis met nummer [polisnummer 1], met een afkoopwaarde op 18 oktober 2005 van EUR 13.340,62,- de koopsompolis Interpolis met nummer [polisnummer 2], met een afkoopwaarde op 18 oktober 2005 van EUR 1.255,47,-het negatief saldo van EUR 11.770,00 op Rabobank betaalrekening [rekeningnummer 4] op 18 oktober 2005,- Rabobank rekening [rekeningnummer 5], onder de verplichting de helft van het saldo dat op 24 januari 2005 op deze rekening te stond aan de vrouw te betalen,
toe te delen aan de vrouw:- Rabobank rekening [rekeningnummer 6], onder de verplichting de helft van het saldo dat op 24 januari 2005 op deze rekening stond (EUR 8.398,51) aan de vrouw(bedoeld zal zijn: de man)
te betalen,- bankrekening [rekeningnummer 7], onder de verplichting de helft van het saldo dat op 24 januari 2005 op deze rekening stond aan de man te betalen,- SNS bankrekening [rekeningnummer 8], onder de verplichting de helft van het saldo dat op 24 januari 2005 op deze rekening stond (EUR 4.279,00) aan de man te betalen
4.2
verstaat dat al aan de man is toegedeeld:- de paarden, met een waarde van EUR 60.000,00,- de trailer, met een waarde van nihil,- de jeep SsangYong, met een waarde van nihil,
4.3
verstaat dat al aan de vrouw is toegedeeld:- de inboedel, met een waarde van nihil,- de VW Polo, met een waarde van nihil,
4.4
veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw van:- EUR 162.500,00 (de helft van EUR 395.000,00 - EUR 70.000,00) wegens overbedeling terzake de woning,- EUR 7.298,05 (de helft van EUR 13.340,62 + EUR 1.255,47) wegens overbedeling terzake de koopsompolissen,- EUR 30.000,00 (de helft van EUR 60.000,00) wegens overbedeling terzake de onder 4.2 en 4.3 genoemde roerende zaken,- de helft van het saldo d.d. 24 januari 2005 op bankrekening [rekeningnummer 5],
veroordeelt de vrouw tot betaling aan de man van:- EUR 4.199,26, zijnde de helft van het saldo d.d. 24 januari 2005 op Rabobank rekening [rekeningnummer 6],- de helft van het saldo d.d. 24 januari 2005 op bankrekening [rekeningnummer 7],- EUR 2.139,50, zijnde de helft van het saldo d.d. 24 januari 2005 op SNS bankrekening [rekeningnummer 8],- EUR 5.885,00, zijnde de helft van het (negatieve) saldo d.d. 18 oktober 2005 op Rabobank betaalrekening [rekeningnummer 4],- EUR 2.055,45, zijnde de helft van de door de man betaalde debetrente op Rabobank betaalrekening [rekeningnummer 4] vanaf 18 oktober 2005 tot 1 juli 2009, te vermeerderen met de helft van de door de man betaalde debetrente vanaf 1 juli 2009 tot heden,- een gebruiksvergoeding van EUR 6.500,00 per jaar vanaf 18 oktober 2005 tot heden,
4.5
bepaalt dat partijen gehouden zijn ieder de helft van de schuld van EUR 58.991,43 die de man tijdens het huwelijk is aangegaan bij zijn vader voor hun rekening te nemen,
4.6
veroordeelt de man tot afgifte aan de vrouw van:- 12 zilveren theelepeltjes,- 12 zilveren taartvorkjes,- 12 zilveren borrellepeltjes,- zilveren bowllepel,- zilveren taartschep,- 2 suikerschepjes (waarvan één Kolm schepje model),- gouden vijfje met ketting (Venetiaan),- computer,
4.7
veroordeelt partijen om binnen acht weken na de datum van het wijzen van dit vonnis hun medewerking te verlenen aan het uitvoeren van de verdeling van de ontbonden gemeenschap,
4.8
bepaalt dat partijen elk gehouden zijn om de helft van de kosten verbonden aan de uitvoering van deze verdeling te voldoen,
4.9
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor de levering vereiste medewerking van de vrouw voor het geval de vrouw niet binnen de hiervoor onder 4.7 vermelde termijn zal meewerken aan de levering van (haar aandeel in) de woning aan de man,
4.1
gelast partijen, voor zover de melding van de ontbinding van het geregistreerde partnerschap aan de pensioenuitvoerders niet heeft plaatsgevonden om hun medewerking te verlenen aan een eensluidend verzoek aan de pensioenuitvoerders om alsnog tot verevening van de tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenrechten over te gaan,
4.11
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.12
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.13
wijst het meer of anders gevorderde af."

3.De grieven

3.1
De man heeft in principaal hoger beroep
acht grievenopgeworpen. De vrouw heeft in incidenteel hoger beroep
vier grievenopgeworpen. Gelet op de grieven en de daarop gegeven toelichting spitst het geschil in hoger beroep zich toe op de volgende punten:
- de rechtsgeldigheid van het convenant;
- de waarde van de woning aan de [adres];
- de verdeling van de banksaldi op de rekeningen [rekeningnummer 6] en [rekeningnummer 5] en de toedeling aan de man van het saldo op rekening [rekeningnummer 4];
- de toedeling van de paarden aan de man en de inboedel aan de vrouw;
- de veroordeling tot afgifte van de zilveren voorwerpen, het gouden vijfje en de computer;
- de schuld aan de vader van de man;
- de verrekening van bedragen betreffende het stro, de pensioengelden, de stallingskosten en het hooi;
- de vordering wegens overbedeling ter zake van de woning aan de [adres] en de paarden;
- de lasten ter zake van de woning aan de [adres];
- de schade wegens niet-nakoming van het convenant;
- de peildatum inzake de verdeling van de banksaldi;
- de debetrente over rekeningnummer [rekeningnummer 4];
- de gebruiksvergoeding.
3.2
Het hof zal de tussen partijen gerezen geschilpunten achtereenvolgens behandelen.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroepDe rechtsgeldigheid van het convenant

4.1
De eerste grief van de man richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat tussen partijen voorafgaand aan de onderhavige procedure geen rechtsgeldig convenant tot stand is gekomen waarin partijen overeenstemming hebben bereikt over de omvang en wijze van verdeling van de gemeenschap.
4.2
Uit de door partijen over en weer ingenomen standpunten en de in het geding gebrachte stukken leidt het hof het volgende af. De man heeft zich bij dagvaarding in eerste aanleg op het standpunt gesteld dat partijen de afspraken omtrent de (wijze van) verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap in januari 2005 in een door hun beiden ondertekend convenant hebben neergelegd. De man heeft daarbij gesteld dat dit convenant in bezit was van mr. Pape, de voormalige advocaat van de vrouw.
4.3
De vrouw ontkent het bestaan van een door beide partijen ondertekend convenant. Ter zitting in eerste aanleg van 9 juni 2009 heeft zij gesteld dat mr. Pape pas in een later stadium, namelijk in mei 2005, bij de zaak betrokken is geraakt en dat (ook) hij niet over een door beide partijen getekend convenant beschikt.
4.4
Bij akte van 1 juli 2009 heeft de vrouw een brief van mr. Pape in het geding gebracht, welke brief onder meer de volgende passages bevat:
"Het convenant d.d. 12 januari 2005 waarvan in mijn schrijven d.d. 29 september 2005 aan mr. Reinhoud sprake is, betreft geen convenant dat ik heb opgesteld, en mijnerzijds is ook overigens geen convenant opgesteld, en derhalve ook niet door partijen getekend. Het enige stuk d.d. 12 januari 2005 dat zich in mijn dossier bevindt en waaraan ik refereerde, is dat zoals in fotokopie hierbij gaat. (…) duidelijk is dat dit stuk van 12 januari 2005 niet getekend is door partijen, aangezien onder hun namen, onderaan, dit stuk geen handtekeningen staan."De bij deze brief gevoegde bijlage betreft een "convenant t.b.v. beëindigen geregistreerd partnerschap van dhr [appellant] en mevr.[geïntimeerde]." Het betreffende stuk, gedateerd 12 januari 2005, is niet door partijen ondertekend.
De vrouw heeft bij akte van 1 juli 2009 voorts een verklaring van [X], notaris te [plaats], overgelegd waarin deze verklaart dat hij ten behoeve van de ontbinding van het huwelijk van partijen geen convenant heeft opgemaakt.
4.5
In hoger beroep heeft de man gesteld dat partijen in januari 2005 in eerste instantie notaris [Y] opdracht hebben gegeven een convenant op te stellen. In dit conceptconvenant van 12 januari 2005 was echter opgenomen dat de lening van fl. 130.000,- die de man bij zijn (inmiddels overleden) vader had afgesloten, buiten de verdeling zou blijven. Omdat de man met die bepaling niet akkoord kon gaan heeft hij vervolgens zelf een nieuwe versie van het convenant opgesteld. Op 17 januari 2005 is de definitieve versie van dit convenant uitgeprint en door partijen ondertekend. De man heeft een kopie van dit convenant pas onlangs weer teruggevonden nadat hij in 2005 naar [land] geëmigreerd was. De man stelt voorts dat een origineel van het convenant in het bezit is van de zoon van partijen, doch dat deze zich met de onderhavige procedure niet wil bemoeien.
4.6
Het door de man in hoger beroep in het geding gebrachte stuk luidt als volgt:
"Convenant opgemaakt te [woonplaats 2] op 17 januari 2005 betreffende boedelverdeling tussen [appellant] geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] en [geïntimeerde] geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2]. Alleen alle in het convenant genoemde is finaal en vallend onder de verdeling.Onroerend goed [adres] [woonplaats 2] met minimum waarde van vierhonderd en vijftig duizend Euro kosten koper, zowel bewoond als onbewoond en verdeeld voor vijftig procent elk na aftrek alle leningen, schulden en kosten.De lening van honderd en dertig duizend gulden gaat terug naar de erven [erflater], storting op rek.nr. [rekeningnummer 5] Rabobank te Scheemda.Het APB pensioen word na bereiken 65j. leeftijd van [appellant] wettelijk verdeeld.De koopsompolis/lijfrente afgesloten bij Interpolis te Tilburg en gedeponeerd bij Rabobank Scheemda gaat 50 % naar [geïntimeerde] na bereiken 65 jaar van [appellant].De kosten van alle leningen: [rekeningnummer 4], [rekeningnummer 1], [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 3] brandverzekeringpremies, onroerendgoedbelasting, waterschapslasten en ruilverkaveling zijn twee jaar lang voor rekening van [appellant] en eindigend op 17 januari 2007 of eerder en volgt volledige aflossing.Alle sieraden en inboedel gaan naar [geïntimeerde] met uitzondering van antieke spiegel met tafel in hal, zeskantige tafel met 4 stoelen, koetsstoof, 2 koperen melkemmers, schilderij paard, schilderij Mount Moran, enkele pentekeningen, boeken, fotoalbums, Dinky toy speelgoed en alles wat in schuur en stal is aan gereedschap, paardetuig, ladder, afrasteringapparaat, voer, stro en voerbakken.De rekeningnummers [rekeningnummer 6] t.n.v. [geïntimeerde] e/o en [rekeningnummer 5] t.n.v. [appellant] zijn uitgezonderd van de verdeling.Aldus opgemaakt en getekend op zeventien januari tweeduizend vijf te [woonplaats 2]."
4.7
De vrouw heeft in hoger beroep betwist dat zij haar handtekening onder het door de man in het geding gebrachte stuk heeft geplaatst. Zij meent dat dit stuk geen bewijs oplevert van enige afspraak, nu gedurende de procedure door de man verschillende teksten zijn overgelegd.
4.8
Het hof overweegt dat de bewijslast ter zake van het bestaan van een rechtsgeldig tussen partijen gesloten convenant ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv in beginsel op de man rust. Hij beroept zich immers op de rechtsgevolgen daarvan. Nu de vrouw heeft betwist dat partijen een rechtsgeldig convenant hebben gesloten teneinde de gevolgen van hun echtscheiding te regelen, dient de man dit te bewijzen.
4.9
Alvorens in te gaan op de vraag of bedoeld bewijs reeds in voldoende mate door de man is bijgebracht, of dat op een of meer punten bewijs door (een van beide) partijen zal moeten worden geleverd, overweegt het hof het volgende.
4.1
De man heeft in hoger beroep zijn eis gewijzigd en (primair) gevorderd dat de woning gelegen aan de [adres] aan hem wordt toegedeeld tegen een waarde van € 300.000,-. In het (hiervoor onder rechtsoverweging 4.6 geciteerde) convenant dat volgens de man nageleefd dient te worden, is evenwel bepaald dat de opbrengst van de woning aan de [adres] met een minimumwaarde van € 450.000,- wordt verdeeld voor 50% na aftrek van alle leningen, schulden en kosten. Deze beide standpunten van de man zijn niet met elkaar in overeenstemming, terwijl onduidelijk is of de man zijn vorderingen als primaire en subsidiaire vorderingen heeft bedoeld in te stellen.
Gelet op het vorenstaande komt het het hof geraden voor een comparitie van partijen te gelasten, teneinde nadere inlichtingen te verkrijgen. Ter comparitie zal het hof in ieder geval de volgende punten aan de orde stellen ten behoeve van behandeling:
- de wijze waarop de door de man ingenomen standpunten zich met elkaar verhouden en in hoeverre de man volledige nakoming van de in het convenant d.d. 17 januari 2005 neergelegde afspraken wenselijk acht;
- de vraag in hoeverre door partijen na januari 2005 in overeenstemming met de afspraken weergegeven in het convenant is gehandeld.
Tenslotte zal de comparitie worden benut voor het beproeven van een minnelijke regeling.
De slotsom
4.11
Het hof zal een comparitie van partijen gelasten voor het verkrijgen van inlichtingen als hiervoor in rechtsoverweging 4.10 overwogen en voor het beproeven van een minnelijke regeling.
4.12
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissingHet gerechtshof:
alvorens verder te beslissen:
beveelt een verschijning van partijen in persoon, vergezeld van de raadslieden, tot het geven van inlichtingen en opdat kan worden bezien of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
bepaalt dat deze verschijning van partijen zal worden gehouden in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden op een nader te bepalen dag en uur voor het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof
mr. J.D.S.L. Bosch;
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 3 februari 2015voor opgave van de verhinderdata van partijen en van hun raadslieden voor de periode februari en maart 2015, waarna het hof dag en uur van de verschijning zal vaststellen;
verstaat, voor het geval één van partijen zich tijdens vorenbedoelde comparitie wenst te beroepen op de inhoud van andere nog niet in het geding gebrachte schriftelijke bescheiden, dat deze bescheiden ter comparitie bij akte in het geding moeten worden gebracht, alsmede dat een kopie van die akte uiterlijk
twee wekenvoor de datum van de comparitie moet worden gezonden aan de griffie van het hof en aan de wederpartij;
bepaalt dat bij deze comparitie geen gelegenheid bestaat pleitnotities voor te dragen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. J.D.S.L. Bosch, mr. G.M. van der Meer en
mr. G.K. Schipmölder en is uitgesproken door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 20 januari 2015.