ECLI:NL:GHARL:2015:3352

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 april 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
200.166.281
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, aangeduid als [verzoekster]. De verzoekster, die verblijft in een gesloten jeugdzorgvoorziening, heeft in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter van 17 februari 2015 aangevochten, waarin een machtiging tot gesloten jeugdhulp was verleend. De verzoekster verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek tot gesloten uithuisplaatsing af te wijzen.

De kinderrechter had eerder geoordeeld dat de gesloten jeugdhulp noodzakelijk was vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van de verzoekster, die onder toezicht was gesteld van Bureau Jeugdzorg. Het hof heeft in zijn overwegingen de noodzaak van de gesloten jeugdhulp bevestigd, waarbij het belang van de verzoekster voorop stond. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoekster ernstige gedragsproblemen vertoonde en dat haar thuissituatie bij de moeder, die zelf met problemen kampt, onveilig was. De gezinsvoogd heeft ter zitting verklaard dat de verzoekster niet openstond voor hulpverlening en dat een gesloten plaatsing noodzakelijk was om haar te beschermen en te begeleiden.

Het hof heeft de argumenten van de verzoekster en haar advocaat, mr. K.N. Holtrop, tegen de machtiging tot gesloten jeugdhulp gewogen, maar heeft geconcludeerd dat de eerdere beslissing van de kinderrechter terecht was. De verzoekster heeft recht op de noodzakelijke jeugdhulp, en de gesloten plaatsing biedt de structuur en begeleiding die zij nodig heeft om haar problemen aan te pakken. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarmee de machtiging tot gesloten jeugdhulp is gehandhaafd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.166.281/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/386027/JL RK 15-82)
beschikking van de familiekamer van 30 april 2015
inzake
[verzoekster],
verblijvende te [A],
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster],
advocaat: mr. K.N. Holtrop, kantoorhoudend te Lelystad,
tegen
Samen Veilig Flevoland,
gevestigd te Almere,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [B],
hierna te noemen: de moeder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 17 februari 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 12 maart 2015, is [verzoekster]
in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. [verzoekster] verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek tot gesloten uithuisplaatsing af te wijzen, kosten rechtens.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 31 maart 2015, heeft de GI het verzoek in hoger beroep van [verzoekster] bestreden.
2.3
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- op 27 maart 2015 een brief van de Raad voor de Kinderbescherming (verder te noemen:
de raad) met bijlagen;
- op verzoek van het hof op 13 april 2015 een brief van 9 april 2015 van mr. Holtrop met bijlage, inhoudende de ontbrekende pagina 2 van de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper, tevens op 14 april 2015 binnengekomen per fax.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 16 april 2015 plaatsgevonden.
Verschenen zijn mr. Holtrop, de moeder en de heer [C] (gezinsvoogd) namens
de GI. [verzoekster] is, nadat zij onderweg was naar het hof, door een miscommunicatie met
de Dienst Vervoer & Ondersteuning, weer teruggebracht naar de instelling te [A].
Na overleg met en met instemming van mr. Holtrop heeft het hof besloten om [verzoekster] telefonisch te horen. Hierop is [verzoekster] gebeld en is zij met ook haar instemming, in het bijzijn van mr. Holtrop en de griffier, door de voorzitter telefonisch gehoord.

3.De vaststaande feiten

3.1
Bij beschikking van 2 december 2014 is [verzoekster] onder toezicht gesteld van Bureau Jeugdzorg Flevoland voor de duur van één jaar. Het ouderlijk gezag over [verzoekster] wordt uitgeoefend door de moeder.
3.2
[verzoekster] heeft van haar 11e jaar tot haar 15e jaar niet thuis gewoond, maar in verschillende instellingen. Van 16 januari 2014 tot 6 maart 2014 verbleef zij in een pleeggezin. Op 6 maart 2014 is [verzoekster] weer bij haar moeder gaan wonen.
3.3
Bij beschikking van 28 januari 2015 heeft de kinderrechter met ingang van die dag een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp betreffende [verzoekster] verleend voor de duur van vier weken.
3.4
[verzoekster] is op 28 januari 2015 (gesloten) geplaatst bij de [D] te [A].
3.5
Bij inleidend verzoekschrift van 4 februari 2015, binnengekomen ter griffie van de rechtbank op 5 februari 2015, heeft de GI verzocht de machtiging om [verzoekster] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten jeugdzorgvoorziening te verlengen.
3.6
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 17 februari 2015 heeft de kinderrechter met ingang van 25 februari 2015 tot uiterlijk 25 augustus 2015 een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [verzoekster] verleend.
3.7
Bij beschikking van 13 maart 2015 heeft dit hof aan de Raad voor Rechtsbijstand last gegeven om mr. Holtrop in deze zaak toe te voegen aan [verzoekster].

4.De motivering van de beslissing

4.1
[verzoekster] kan zich met de uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie niet verenigen. Ingevolge artikel 6.1.1 lid Jeugdwet (hierna te noemen: Jw) is [verzoekster] ontvankelijk in haar hoger beroep.
4.2
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met de ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
4.3
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 5 Jw kan een machtiging voorts slechts worden
verleend indien het college van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft, of de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert of de voogdij uitoefent, heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is. Namens [verzoekster] is aangevoerd dat er geen verleningsbeslissing in het dossier aanwezig is en dat het verzoek derhalve ten onrechte is toegewezen.
Het hof is echter van oordeel dat, nu in het verzoekschrift is opgenomen dat [verzoekster] in een gesloten jeugdvoorziening geplaatst moet worden, de GI daarmee heeft bepaald dat een dergelijke machtiging nodig is. De GI heeft dit vervolgens ook opgenomen in de op 2 maart 2015 opgemaakte 'Bepaling Jeugdhulp'. Het verweer van de raadsvrouw treft derhalve geen doel.
4.4
Op grond van artikel 6.1.2 lid 6 Jw behoeft het verzoek tot plaatsing in een gesloten accommodatie de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht. Blijkens de Memorie van Toelichting bij de Jeugdwet is geen nadere termijn gesteld voor de invulling van het
begrip 'kort tevoren'. Het is van belang dat de actualiteitswaarde van het advies van de gedragswetenschapper hoog is. Dat kan per situatie verschillen. Namens [verzoekster] is gesteld dat de rechtbank ten onrechte het verzoek heeft toegewezen zonder hierbij de beschikking te hebben over een recente verklaring van een gedragswetenschapper die [verzoekster] kort tevoren heeft gesproken, nu bij het verzoek geen verklaring van de gedragswetenschapper
was overgelegd. Het hof passeert deze stelling, omdat uit de stukken is gebleken dat de gedragswetenschapper op 28 januari 2015 met [verzoekster] heeft gesproken, waarna een instemmingsverklaring naar de rechtbank is verzonden.
Uit de beschikking van 28 januari 2015, waarbij een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van vier weken is verleend, blijkt dat deze instemmingsverklaring door de rechtbank is ontvangen. Ook uit de beschikking waarvan beroep blijkt dat de rechtbank in
het bezit is van deze instemmingsverklaring. Het hof is van oordeel dat de instemmings-verklaring, gelet op de inhoud daarvan en in aanmerking genomen dat deze is opgemaakt
op 28 januari 2015, een hoge actualiteitswaarde heeft. Dat de instemmingsverklaring is opgemaakt naar aanleiding van het gesprek dat de gedragswetenschapper met [verzoekster] heeft gehad voorafgaand aan de spoedmachtiging en niet (nogmaals) voorafgaand aan de zitting van 17 februari 2015, zoals namens [verzoekster] is aangevoerd, maakt dit oordeel niet anders, omdat de verklaring ten tijde van de bestreden beschikking nog steeds voldoende actueel was.
4.5
Ter beoordeling van de vraag of is voldaan aan het in artikel 6.1.2 lid 1 Jw geformuleerde criterium voor gesloten jeugdhulp is in het bijzonder het volgende van belang.
4.6
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat er ernstige zorgen bestaan over de sociale en emotionele ontwikkeling van [verzoekster]. Gebleken is
dat [verzoekster] forse gedragsproblemen, concentratieproblemen en inslaapproblemen heeft. Hierdoor had [verzoekster], toen zij nog bij de moeder woonde, geen normaal dag- en nachtritme en lukte het haar niet om op tijd op te staan en naar school te gaan. [verzoekster] is hierdoor
langere tijd niet naar school geweest. Voorts is gebleken dat [verzoekster] weigerde haar medewerking te verlenen aan de haar geboden hulpverlening en accepteerde zij geen gezag van volwassenen. In de gezinssituatie bij de moeder had [verzoekster] de rol van corrigerende moeder op zich genomen en de moeder gedroeg zich als het ware als het kind. De moeder van [verzoekster] heeft een alcoholverslaving, waardoor zij, (ook) toen [verzoekster] bij haar woonde, onvoldoende voor [verzoekster] beschikbaar was als verzorgende en opvoedende ouder en zij, zoals de moeder ook zelf aangaf, geen grip meer had op [verzoekster]. Al met al was dit een zeer onstabiele en onveilige situatie voor [verzoekster]. Mede naar aanleiding van de geconstateerde kindzorgen achtte de raad het noodzakelijk om [verzoekster] te laten onderzoeken om te bezien of er bij haar sprake is van psychiatrische problematiek en welke hulpverlening ingezet kan worden. De GI heeft, nu [verzoekster] in het geheel niet openstond voor hulpverlening en de problemen (onder meer) met betrekking tot het schoolverzuim steeds groter werden, een machtiging gesloten jeugdzorg aangevraagd, zodat een onderzoek als voornoemd kon plaatsvinden. Er heeft in de instelling waar [verzoekster] verblijft inmiddels een multidisciplinair onderzoek plaatsgevonden. De resultaten van dit onderzoek en het hieruit voortvloeiende advies zijn een aantal dagen voor de zitting in hoger beroep bekendgemaakt. De gezinsvoogd heeft ter zitting van het hof naar voren gebracht dat uit het verrichte onderzoek is gebleken dat er bij [verzoekster] sprake is van een forse hechtingsstoornis en verregaande parentificatie. Ook is gebleken dat [verzoekster] last heeft van angsten. Het advies naar aanleiding van het onderzoek is dat [verzoekster] op een besloten groep geplaatst dient te worden, omdat men verwacht dat [verzoekster] zich anders aan de hulpverlening zal onttrekken, aldus de gezinsvoogd. Het hof zal uitgaan van de juistheid van deze informatie, (mede) in aanmerking genomen dat een en ander door of namens [verzoekster] niet is weersproken. De gezinsvoogd heeft ter zitting van het hof verder nog naar voren gebracht dat hij zich, ondanks dat hij eerder ingezet had
op een thuisplaatsing bij de moeder, kan vinden in het advies. Het is volgens hem onder de huidige omstandigheden niet haalbaar dat [verzoekster] thuisgeplaatst wordt bij de moeder en het is te vroeg voor plaatsing in een open groep, omdat [verzoekster] daar te weinig sturing zal krijgen.
4.7
Het hof is, op grond van het vorenstaande, van oordeel dat gesloten jeugdhulp
noodzakelijk is in verband met de geconstateerde ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [verzoekster] naar volwassenheid ernstig belemmeren.
Opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie is noodzakelijk om te voorkomen dat [verzoekster] zich aan de jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Het hof neemt hierbij in aanmerking dat [verzoekster] in de accommodatie waar zij thans verblijft weer een normaal dag- en nachtritme en een dagbesteding heeft en weer naar school gaat. Vanuit de beslotenheid van de groep kan er gewerkt worden aan de problematiek van [verzoekster] zoals die blijkt uit het multidisciplinaire onderzoek dat heeft plaatsgevonden.
Naar het oordeel van het hof is die beslotenheid nodig om te voorkomen dat [verzoekster] zich aan de noodzakelijk begeleiding zal onttrekken. Vanuit de besloten groep kunnen de vrijheden op een verantwoorde wijze worden opgebouwd en uitgebreid.
Een plaatsing bij de moeder, dan wel bij de moeder van een vriendin of plaatsing op een open groep, zoals door [verzoekster] verzocht, acht het hof op dit moment niet in het belang van [verzoekster]. Daar komt bij dat de moeder door haar eigen problematiek niet in staat is om [verzoekster] de ondersteuning en begeleiding te bieden die zij nodig heeft. Overigens heeft de moeder ter zitting van het hof zelf ook aangegeven dat zij door haar eigen problemen niet in staat is om voor [verzoekster] te zorgen. Wat betreft het verzoek van [verzoekster] om bij de moeder van een vriendin geplaatst te worden, merkt het hof op dat gebleken is dat die moeder vooralsnog geen weet heeft van de problematiek van en rondom [verzoekster] en dat zij zelf vijf kinderen heeft, waardoor een plaatsing aldaar en op dit moment niet als een reële optie is aan te merken. [verzoekster] heeft nog te kennen gegeven dat zij op de school in de instelling geen examen kan doen. Nog los van de vraag of [verzoekster] hier, als gevolg van het forse schoolverzuim in het afgelopen schooljaar, dit jaar al aan toe zou zijn, overweegt het hof dat [verzoekster] vanuit de besloten groep, zo heeft de gezinsvoogd ter zitting van het hof naar voren gebracht, op een gegeven moment naar een externe school kan, zodat zij deel kan nemen aan het reguliere schoolprogramma en de bijbehorende examens.
4.8
De bestreden beschikking dient op grond van het voorgaande te worden bekrachtigd.

5.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 17 februari 2015.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, mr. M.P. den Hollander en mr. H. van Lokven-van der Meer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 30 april 2015 in bijzijn van de griffier.