ECLI:NL:GHARL:2015:3354
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- I.A. Vermeulen
- E.B.E.M. Rikaart-Gerard
- H. van Lokven-van der Meer
- Rechtspraak.nl
Huurrecht voormalige echtelijke woning en belangenafweging bij echtscheiding
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de echtscheiding tussen een man en een vrouw centraal, evenals de toewijzing van het huurrecht van de voormalige echtelijke woning. De vrouw, die Oekraïense is, heeft zich in 2009 in Nederland gevestigd en is in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 24 juli 2014, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en het huurrecht van de woning aan de man werd toegekend. De vrouw heeft twee grieven ingediend: één betreft het huurrecht van de woning en de andere betreft de echtscheiding zelf.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 maart 2015 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De vrouw werd ook bijgestaan door een tolk. Het hof heeft vastgesteld dat de man en de vrouw hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Het toepasselijke recht is Nederlands recht, wat door beide partijen niet is betwist.
De rechtbank had geoordeeld dat de vrouw geen zelfstandige verblijfsvergunning had en dat er risico bestond dat zij na de echtscheiding geen recht zou hebben op bijstandsuitkering. Dit leidde tot de toewijzing van het huurrecht aan de man. Echter, het hof heeft geconstateerd dat de omstandigheden zijn gewijzigd; de vrouw heeft haar inburgeringsexamen gehaald en een zelfstandige verblijfsvergunning gekregen. Desondanks heeft het hof, na belangenafweging, geoordeeld dat het belang van de man bij het behoud van de woning zwaarder weegt dan dat van de vrouw. De man heeft een sterkere emotionele en sociale binding met de woning en de omgeving dan de vrouw, die pas later in Nederland is komen wonen.
Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het meer of anders verzochte afgewezen. De beslissing is genomen door de rechters I.A. Vermeulen, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en H. van Lokven-van der Meer tijdens de openbare zitting op 28 april 2015.