Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
2005 in de gemeente [A] (verder te noemen: [de minderjarige1]) en [de minderjarige2], geboren [in] 2008 in de gemeente [A] (verder te noemen: [de minderjarige2]).
€ 460,- per kind per maand kinderalimentatie aan de vrouw dient te voldoen alsmede, met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand (10 maart 2014), een bedrag van € 1.127,- per maand partneralimentatie.
4.De omvang van het geschil
De grieven van de vrouw in incidenteel appel zien op de behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man en meer specifiek op zijn inkomen en de kosten eigen risico ziektekostenverzekering.
5.De motivering van de beslissing
€ 5.080,- per maand, zoals zij in eerste aanleg globaal had aangegeven, maar € 5.463,- per maand naar zij thans in hoger beroep meer concreet heeft berekend. Dat leidt volgens de vrouw, rekening houdend met de uitgaven voor de kinderen van € 597,- per kind per maand, tot een behoefte van € 2.561,- netto per maand.
€ 2.340,- en de gebruikelijke heffingskortingen, kan het aandeel van de man in het netto gezinsinkomen van partijen in 2010 worden bepaald op € 4.502,- per maand. Uit de jaaropgaaf 2010 van de vrouw blijkt een bruto loon van € 14.328,-. Dat correspondeert, rekening houdend met een totaal aan heffingskortingen van € 3.453,- (standaard heffingskorting € 1.987,-, arbeidskorting € 831,- en de niet in geschil zijnde ouderschapsverlofkorting van € 635,-) met een besteedbaar inkomen van € 1.082,- per maand. Het totale netto gezinsinkomen van partijen in 2010 kan daarmee worden becijferd op € 5.584,- per maand (tarieven 2010). Het hof is gebleken dat het door de vrouw berekende netto gezinsinkomen van partijen (producties 19 en 20 bij het verweerschrift) daar van afwijkt doordat zij in haar berekeningen is uitgegaan van de tarieven 2012. Hoewel het naar het oordeel van het hof voor de hand ligt uit te gaan van de tarieven 2010, nu het immers gaat om de welstand c.q. het gezinsinkomen in 2010, zal het hof gelet op de voor het hof bindende grenzen van de rechtsstrijd, uitgaan van het lagere netto gezinsinkomen dat de vrouw heeft berekend, namelijk € 5.463,- per maand. Daarop dienen de uitgaven voor de kinderen van in mindering te worden gebracht. De uitgaven voor de kinderen worden door partijen gesteld op € 597,- per kind per maand. De behoefte van de vrouw kan daarmee worden becijferd op (€ 5.463,- minus € 1.194,- = € 4.269,- x 60% = ) afgerond € 2.561,- netto per maand.
1 november 2011 heeft hij kortstondig de functie van directievoorzitter [F] bekleed, waarmee hij een salaris verwierf van € 7.500,- bruto per maand (exclusief overige emolumenten). De arbeidsovereenkomst tussen hem en [E] is per 1 november 2011 ontbonden vanwege een vertrouwensbreuk tussen de man en zijn werkgever (lees: de Raad van Bestuur van [E]), waarbij een belangrijke rol speelde de relatie die was ontstaan tussen de man en mw. [D], destijds een ondergeschikte collega van de man en thans zijn partner, althans de manier waarop de man daarmee om was gegaan ten opzichte van zijn werkgever. Een en ander heeft geleid tot een beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden. De man heeft in het kader daarvan een ontbindingsvergoeding (gouden handdruk) bedongen van in totaal € 65.000,- bruto, die hij maandelijks laat uitkeren tot 2017. De man is na een paar maanden 'in between two jobs' per 1 januari 2012 als vennoot toegetreden tot [G] Accountantskantoor te [A] (hierna: [G]). Blijkens de jaarrekening 2012 had de man in dat jaar een bruto inkomen vanuit [G] van € 97.705,- (bestaande uit een arbeidsvergoeding van € 60.000,- bruto en een overwinst van € 37.705,-), in totaal dus € 97.705,-. In 2013 was dat € 94.370,-.
€ 472,- per kind per maand. De totale kosten voor de drie kinderen waarvoor de man onderhoudsplichtig is heeft het hof daarom gesteld op € 1.243,- per maand (€ 299,- en 2 x € 472,-). Dat bedrag van € 1.243,- per maand heeft het hof in de draagkrachtberekening opgenomen onder post 141 overeenkomstig de door de rechtbank gehanteerde methodiek (en dus niet als last onder post 134).
€ 29,- per maand. Ook de vrouw heeft dit eigen risico niet aangetoond.