Onvolledigheid onderzoek
1. Tijdens de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek onvolledig is geweest. Om die reden wordt het onderzoek ter terechtzitting heropend. Aan dit oordeel liggen de volgende overwegingen ten grondslag.
2. Vooraf wordt opgemerkt dat het hof in dit stadium geen enkel oordeel heeft over de vraag of, indien strafbaar gehandeld is, sprake was van medeplegen. Waar hierna gesproken wordt over verdachte en medeverdachte impliceert dat dus geen oordeel over het strafbaar handelen en dat medeplegen.
3. Aan verdachte wordt, voor zover thans van belang en kort samengevat, tenlastegelegd dat hij, samen met de medeverdachte, bij het aanpassen van de nieuw geplaatste verwarmingsketel voor propaangas niet conform de fabrieksvoorschriften heeft gehandeld, en/of de rookgasafvoer onjuist heeft gebeugeld en/of de rookgasafvoer onjuist heeft aangesloten op de ketel. Mede ten gevolge daarvan zou ter hoogte van de aansluiting van die rookgasafvoer op de ketel een kier zijn ontstaan met als gevolg dat koolmonoxide is vrijgekomen in de woning, aan de gevolgen waarvan de beide slachtoffers zijn overleden.
4. Door verbalisanten is (dossierpagina 71 en volgende) beschreven de situatie die op 22 januari 2013 is aangetroffen. Van die situatie zijn ook foto’s beschikbaar (onder andere: dossierpagina 147, foto 10 en 11). Uit dit onderzoeksmateriaal blijkt dat de rookgasafvoer op 22 januari 2013 steunde op één beugel, welke beugel slechts aan één zijde middels een schroef aan een plafondbalk was bevestigd. Tussen rookgasafvoer en manchet van de ketel (waarin de rookgasafvoer diende te zijn ingebracht) was een kier aanwezig. Het hof noemt deze situatie: de
eindsituatie.
5. De vraag is hoe de
beginsituatiewas, dat wil zeggen de situatie onmiddellijk na oplevering van de installatie door verdachte en zijn medeverdachte op 7 oktober 2012. Het dossier bevat daarover geen informatie uit andere bron dan die van verdachte en zijn medeverdachte. Zij stellen:
- dat de rookgasafvoer is vastgezet met de beugel die zichtbaar is op foto 10, dossierpagina 147;
- dat die beugel is vastgezet op de plaats waar deze beugel zichtbaar is op genoemde foto 10;
- dat de beugel aan beide zijden telkens met een schroef is bevestigd en (daardoor) de rookgasafvoer omsloot;
- dat de rookgasafvoer was ingevoerd in de manchet van de ketel en wel zodanig dat deze werd omklemd door de in die manchet aanwezige (rubberen) afsluitring.
6. Bij gebreke van informatie die deze opgave van verdachte en zijn medeverdachte weerlegt gaat het hof ervan uit dat de
beginsituatiewas zoals door hen opgegeven. Daarnaast neemt het hof, nu verdachte en zijn medeverdachte dat erkennen, tot feitelijk uitgangspunt dat geen gebruik is gemaakt van de door de fabrikant voorgeschreven beugels (maar slechts van die ene beugel die zichtbaar is op foto 10, dossierpagina 147) en dat niet op twee plaatsen is gebeugeld.
7. Door KIWA N.V. is, in de persoon van de deskundige ing S.L.M. Lueb, onderzoek uitgevoerd naar de oorzaak van het uitstromen van rookgassen in de opstelruimte van de ketel en vervolgens in de woning. Dat heeft geleid tot een rapport van 5 april 2013 (dossierpagina 163 en volgende). Daarin wordt, onder andere, geconcludeerd (dossierpagina 174) dat de afwijkingen met betrekking tot de beugeling naar alle waarschijnlijkheid de oorzaak zijn van het losraken van de rookgasafvoer. Het kan zijn dat de deskundige daarbij is uitgegaan van een beginsituatie zoals hiervoor omschreven. Helemaal duidelijk is dat echter voor het hof niet. Ook is niet duidelijk of het feit dat de beugel in de eindsituatie nog slechts met één schroef bevestigd bleek te zijn voorzien kan worden van een waarschijnlijkheidsoordeel over de vraag of het losraken van de bevestiging aan één zijde is veroorzaakt door de genoemde afwijkingen met betrekking tot de beugeling. Om die reden is het noodzakelijk dat aanvullende rapportage wordt uitgebracht door de deskundige.
8. De vraagstelling aan de deskundige luidt als volgt:
Het hof verzoekt u tot uitgangspunt te nemen de beginsituatie zoals hiervoor sub 5 omschreven, inclusief hetgeen door verdachte en zijn medeverdachte is erkend, zoals hiervoor sub 6 aangegeven;
Kunt u op basis van dat feitelijk uitgangspunt een waarschijnlijkheidsoordeel geven over de vraag of deze beginsituatie de oorzaak is geweest van de, eveneens hiervoor omschreven, eindsituatie zoals hiervoor sub 4 omschreven, daaronder begrepen het aan één zijde losraken van de beugel.
9. De zaak wordt verwezen naar de raadsheer-commissaris bij dit hof met de opdracht de deskundige te verzoeken, in aanvulling op het rapport van 5 april 2013, te rapporteren op basis van deze nadere vraagstelling. De raadsheer-commissaris wordt verzocht het ertoe te leiden dat de nadere rapportage uiterlijk op 31 juli 2015 is uitgebracht.
10. Het onderzoek ter terechtzitting wordt voor onbepaalde tijd geschorst in afwachting van het beschikbaar zijn van de gevraagde nadere rapportage.
11. Het openbaar ministerie wordt verzocht de deskundige vervolgens tegen de nadere terechtzitting op te roepen opdat deze gehoord kan worden naar aanleiding van zijn (nadere) rapportage. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.