ECLI:NL:GHARL:2015:3443

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 mei 2015
Publicatiedatum
13 mei 2015
Zaaknummer
21-001010-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koolmonoxide-ongeval met dodelijke afloop door ondeugdelijke cv-ketelinstallatie en de vraag naar dood door schuld

In deze zaak, die zich afspeelt in het strafrecht, betreft het een koolmonoxide-ongeval waarbij twee personen zijn overleden als gevolg van een ondeugdelijke cv-ketelinstallatie. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 13 mei 2015 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak is ontstaan na het overlijden van de slachtoffers, waarbij de rookgasafvoer van de cv-ketel niet correct was geïnstalleerd. De afvoerbuis was deels losgeraakt, waardoor rookgassen in de woning konden vrijkomen. Het hof heeft vastgesteld dat er aanvullende rapportage door een deskundige nodig is om te bepalen of de beginsituatie van de installatie de oorzaak is geweest van de eindsituatie, waarin de slachtoffers zijn overleden.

Tijdens de zitting op 29 april 2015 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf heeft geëist tegen de verdachte. Het hof heeft echter geconstateerd dat het onderzoek onvolledig is geweest en heeft besloten het onderzoek te heropenen. De deskundige, ing S.L.M. Lueb van KIWA N.V., heeft eerder onderzoek gedaan naar de oorzaak van het uitstromen van rookgassen, maar het hof heeft meer duidelijkheid nodig over de rol van de installatie en de gebruikte materialen.

Het hof heeft de zaak verwezen naar de raadsheer-commissaris met de opdracht om de deskundige te verzoeken om aanvullende rapportages op te stellen. De zaak wordt geschorst in afwachting van deze rapportages, en het hof heeft verzocht dat deze uiterlijk op 31 juli 2015 worden ingediend. De beslissing over verdere stappen in de zaak wordt aangehouden totdat het hof de benodigde informatie heeft ontvangen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001010-14
Uitspraak d.d.: 13 mei 2015
TEGENSPRAAK

Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 6 februari 2014 met parketnummer 16-659696-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 april 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een taakstraf van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met een proeftijd van 3 jaar met als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd van 3 jaar geen gastechnische installaties mag installeren, repareren of onderhouden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, naar voren is gebracht.

Onvolledigheid onderzoek

1. Tijdens de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek onvolledig is geweest. Om die reden wordt het onderzoek ter terechtzitting heropend. Aan dit oordeel liggen de volgende overwegingen ten grondslag.
2. Vooraf wordt opgemerkt dat het hof in dit stadium geen enkel oordeel heeft over de vraag of, indien strafbaar gehandeld is, sprake was van medeplegen. Waar hierna gesproken wordt over verdachte en medeverdachte impliceert dat dus geen oordeel over het strafbaar handelen en dat medeplegen.
3. Aan verdachte wordt, voor zover thans van belang en kort samengevat, tenlastegelegd dat hij, samen met de medeverdachte, bij het aanpassen van de nieuw geplaatste verwarmingsketel voor propaangas niet conform de fabrieksvoorschriften heeft gehandeld, en/of de rookgasafvoer onjuist heeft gebeugeld en/of de rookgasafvoer onjuist heeft aangesloten op de ketel. Mede ten gevolge daarvan zou ter hoogte van de aansluiting van die rookgasafvoer op de ketel een kier zijn ontstaan met als gevolg dat koolmonoxide is vrijgekomen in de woning, aan de gevolgen waarvan de beide slachtoffers zijn overleden.
4. Door verbalisanten is (dossierpagina 71 en volgende) beschreven de situatie die op 22 januari 2013 is aangetroffen. Van die situatie zijn ook foto’s beschikbaar (onder andere: dossierpagina 147, foto 10 en 11). Uit dit onderzoeksmateriaal blijkt dat de rookgasafvoer op 22 januari 2013 steunde op één beugel, welke beugel slechts aan één zijde middels een schroef aan een plafondbalk was bevestigd. Tussen rookgasafvoer en manchet van de ketel (waarin de rookgasafvoer diende te zijn ingebracht) was een kier aanwezig. Het hof noemt deze situatie: de
eindsituatie.
5. De vraag is hoe de
beginsituatiewas, dat wil zeggen de situatie onmiddellijk na oplevering van de installatie door verdachte en zijn medeverdachte op 7 oktober 2012. Het dossier bevat daarover geen informatie uit andere bron dan die van verdachte en zijn medeverdachte. Zij stellen:
- dat de rookgasafvoer is vastgezet met de beugel die zichtbaar is op foto 10, dossierpagina 147;
- dat die beugel is vastgezet op de plaats waar deze beugel zichtbaar is op genoemde foto 10;
- dat de beugel aan beide zijden telkens met een schroef is bevestigd en (daardoor) de rookgasafvoer omsloot;
- dat de rookgasafvoer was ingevoerd in de manchet van de ketel en wel zodanig dat deze werd omklemd door de in die manchet aanwezige (rubberen) afsluitring.
6. Bij gebreke van informatie die deze opgave van verdachte en zijn medeverdachte weerlegt gaat het hof ervan uit dat de
beginsituatiewas zoals door hen opgegeven. Daarnaast neemt het hof, nu verdachte en zijn medeverdachte dat erkennen, tot feitelijk uitgangspunt dat geen gebruik is gemaakt van de door de fabrikant voorgeschreven beugels (maar slechts van die ene beugel die zichtbaar is op foto 10, dossierpagina 147) en dat niet op twee plaatsen is gebeugeld.
7. Door KIWA N.V. is, in de persoon van de deskundige ing S.L.M. Lueb, onderzoek uitgevoerd naar de oorzaak van het uitstromen van rookgassen in de opstelruimte van de ketel en vervolgens in de woning. Dat heeft geleid tot een rapport van 5 april 2013 (dossierpagina 163 en volgende). Daarin wordt, onder andere, geconcludeerd (dossierpagina 174) dat de afwijkingen met betrekking tot de beugeling naar alle waarschijnlijkheid de oorzaak zijn van het losraken van de rookgasafvoer. Het kan zijn dat de deskundige daarbij is uitgegaan van een beginsituatie zoals hiervoor omschreven. Helemaal duidelijk is dat echter voor het hof niet. Ook is niet duidelijk of het feit dat de beugel in de eindsituatie nog slechts met één schroef bevestigd bleek te zijn voorzien kan worden van een waarschijnlijkheidsoordeel over de vraag of het losraken van de bevestiging aan één zijde is veroorzaakt door de genoemde afwijkingen met betrekking tot de beugeling. Om die reden is het noodzakelijk dat aanvullende rapportage wordt uitgebracht door de deskundige.
8. De vraagstelling aan de deskundige luidt als volgt:
Het hof verzoekt u tot uitgangspunt te nemen de beginsituatie zoals hiervoor sub 5 omschreven, inclusief hetgeen door verdachte en zijn medeverdachte is erkend, zoals hiervoor sub 6 aangegeven;
Kunt u op basis van dat feitelijk uitgangspunt een waarschijnlijkheidsoordeel geven over de vraag of deze beginsituatie de oorzaak is geweest van de, eveneens hiervoor omschreven, eindsituatie zoals hiervoor sub 4 omschreven, daaronder begrepen het aan één zijde losraken van de beugel.
9. De zaak wordt verwezen naar de raadsheer-commissaris bij dit hof met de opdracht de deskundige te verzoeken, in aanvulling op het rapport van 5 april 2013, te rapporteren op basis van deze nadere vraagstelling. De raadsheer-commissaris wordt verzocht het ertoe te leiden dat de nadere rapportage uiterlijk op 31 juli 2015 is uitgebracht.
10. Het onderzoek ter terechtzitting wordt voor onbepaalde tijd geschorst in afwachting van het beschikbaar zijn van de gevraagde nadere rapportage.
11. Het openbaar ministerie wordt verzocht de deskundige vervolgens tegen de nadere terechtzitting op te roepen opdat deze gehoord kan worden naar aanleiding van zijn (nadere) rapportage. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

BESLISSING

Het hof:
Heropent het onderzoek.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.
Verwijst de zaak naar de
raadsheer-commissaristeneinde aan KIWA N.V. opdracht te geven tot het opmaken van aanvullende rapportages, met inachtneming van de onderzoeksvragen zoals hiervoor omschreven in de achtste alinea onder het kopje ‘onvolledigheid onderzoek’.
Verzoekt dat raadsheer-commissaris het nader onderzoek af te ronden uiterlijk op 31 juli 2015.
Beveelt de oproeping van de deskundige,
S.L.M. Lueb, tegen het nog nader te bepalen tijdstip.
Beveelt de oproeping van de verdachte en de nabestaanden, mevrouw
[nabestaande 1]en de heer
[nabestaande 2], tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van de verdachte.
Aldus gewezen door
mr. W.P.M. ter Berg, voorzitter,
mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. J.M.J. Denie, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G. Langius, griffier,
en op 13 mei 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Denie is buiten staat dit arrest te ondertekenen.