Uitspraak
van 20 januari 2015
1.[appellant 1],
[appellanten],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
Dat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden moge behagen bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad primair de tenuitvoerlegging van het vonnis d.d. 27 augustus 2014, tussen appellanten als gedaagden en geïntimeerde als eiser gewezen, te schorsen, dan wel subsidiair te bepalen dat alsnog voldoende zekerheid wordt gesteld voor betaling van hetgeen door appellanten bij vonnis van 27 augustus 2014 zijn veroordeeld te betalen aan eiser, dus in totaal zekerheid voor een bedrag van minimaal € 115.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, en voorts te bepalen dat indien en zolang er door eiser onvoldoende zekerheid wordt gesteld, gedaagden niet gehouden gedurende onderhavige hoger beroepsprocedure het vonnis van 27 augustus 2014 na te komen, in beide gevallen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van deze incidentele procedure."
3.De motivering van de beslissing in de incidenten in hoger beroep
(i) de incidenteel eiser moet belang hebben bij de door hem verlangde schorsing van de tenuitvoerlegging;
(ii) bij de in het licht van de omstandigheden van het geval te verrichten afweging van de belangen van partijen moet worden nagegaan of het belang van degene die schorsing verzoekt bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist zwaarder weegt dan het belang van de andere partij om de door hem verkregen veroordeling direct ten uitvoer te leggen;
(iii) bij deze belangenafweging dient de kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing te blijven.
Bij de beoordeling van een verzoek tot schorsing als hier bedoeld geldt ook, dat in beginsel moet worden uitgegaan van de beslissing van de vorige rechter en de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen omtrent de uitvoerbaar bij voorraadverklaring. Dit kan anders zijn indien het vonnis, waarvan de incidenteel eiser beroep heeft ingesteld, klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke misslag dan wel indien na de bestreden beslissing feiten en omstandigheden zijn voorgevallen of aan het licht gekomen, die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
dinsdag 3 maart 2015voor memorie van grieven;