Uitspraak
1.[appellant 1], v/h [X],
[appellant 1], respectievelijk
het Havenbedrijf,
2. [appellant 2],
3. [appellant 3],
4. [appellant 4],
[appellanten],
[appellanten 2 t/m 4],
1.[geïntimeerde 1], v/h [Y],
[geïntimeerde 1], respectievelijk
[Y],
2. [geïntimeerde 2],
[geïntimeerde 2],
3. [geïntimeerde 3],
[geïntimeerde 3],
[geïntimeerden],
1.Het geding in eerste aanleg
21 september 2011 van de toenmalige rechtbank Groningen.
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
grief 1hebben [appellanten] betoogd dat de feitenweergave zeer summier is en minst genomen een onjuiste indruk wekt op één punt.
hof) opdracht heeft gekregen een koper te vinden voor het object [plaats 6] en in de heer [appellanten 2 t/m 4] een belangstellende vond. [Z] schrijft voorts:
feitelijkgebruik van het water van het [water] achter de kade, zoals ook de onder 3.3 bedoelde scheepswerf tot begin 2005 deed. Omdat de onder 3.4 bedoelde herstructurering het Havenbedrijf nog niet noodzaakte tot verhuizing, zijn de van [geïntimeerde 2] gekochte onroerende en roerende zaken verhuurd aan [bedrijf 2] B.V., die ook gebruik maakt van het water van het [water] achter de kade.
13 december 2007 door [bedrijf 1] "in liquidatie" is geleverd aan [geïntimeerde 2] omdat dit abusievelijk is verzuimd in de onder 3.6 vermelde transportakte van 5 september 2003, en dat [geïntimeerde 2] dit perceel, bij notariële akte van eveneens 13 december 2007, heeft doorgeleverd aan [Y].
17 juni 2014.
4.De vorderingen en beoordeling in eerste aanleg
5.Het bezwaar tegen de akte van [geïntimeerden]
6.De bespreking van de grieven
grief 2komen zij terecht op tegen de beslissing dat [appellanten 2 t/m 4] niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun vorderingen, hetgeen geen verdere bespreking behoeft nu [geïntimeerden] de gegrondheid van deze grief ten pleidooie hebben erkend. Op dit punt moet het vonnis, waarvan beroep, dus worden vernietigd.
grieven 3 tot en met 6keren [appellanten] zich tegen het oordeel van de rechtbank dat perceel [perceel] geen deel uitmaakte van de koopovereenkomst tussen het Havenbedrijf en [geïntimeerde 2] en de daarvoor gebezigde motivering. Volgens [appellanten] heeft de rechtbank, door uitsluitend een taalkundige uitleg van de schriftelijke koopovereenkomst te hanteren, de bedoeling van partijen miskend.
grieven 7 en 8, waarin onder meer wordt geklaagd over het passeren van een bewijsaanbod met betrekking tot de omvang van de koop, hebben [appellanten] geen belang meer.
7.De beslissing
dinsdag 23 juni 2015voor akte aan de zijde van [appellanten];