Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
Alsdan op nader aan te voeren gronden te horen eis doen en concluderen, dat het het Gerechtshof behage te vernietigen het vonnis d.d. 03 juli 2013 van de Rechtbank Noord-Nederland, afdeling Privaatrecht, locatie Assen, tussen partijen gewezen onder zaaknummer/rolnummer C/19/93981/ HA ZA 12-203, en, voor zover de Wet zulks toelaat uitvoerbaar bij voorraad, opnieuw recht doende:
de door geïntimeerde (in conventie) ingestelde vorderingen alsnog af te wijzen;
de door appellant (in reconventie) ingestelde vorderingen alsnog toe te wijzen;
met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties.
3.De feiten
grief I). Het hof zal het bezwaar van [appellant] ondervangen door de tekst van het door [appellant] en [de vof] (hierna: [de vof]) ondertekende stuk te citeren. Aangevuld met andere feiten staat het volgende vast.
"De heer [appellant] verklaart hierbij de onderstaande facturen nog verschuldigd te zijn aan [de vof]
Factuur factuurdatum factuurbedrag nog openstaand
80110 26-03-2008 € 57.709,05 € 3.515,67
80448 27-11-2008 € 59.398,85 € 59.398,85
Omdat eerdere betalingsvoorstellen niet zijn nagekomen geeft [de vof] nog éénmaal de mogelijkheid om bovenstaande bedragen in termijnen te voldoen.
[appellant] verklaart de door hem te ontvangen belastingteruggave per omgaande te voldoen aan [de vof] De belastingteruggave bedraagt € 7.000,-
Ook zal er elke week een bedrag van € 100,- worden voldaan.
In ons telefoon gesprek op 13-05-06 heb jij aangegeven mij rente over het openstaande bedrag te betalen, rente percentage 7% dit te betalen per maand € 100,-
Wanneer er 1 week geen betaling ontvangen is zien wij ons genoodzaakt om het incassobureau Juresta in te schakelen om de openstaande facturen te innen."
4.Het geschil en de beoordeling in eerste aanleg
5.Met betrekking tot de grievenKern van het geschil
Primaire grondslagVaststellingsovereenkomst?
grieven I en II(zie voor grief I de feiten) bestrijdt [appellant] dat de betalingsregeling d.d. 15 mei 2009 een vaststellingsovereenkomst tussen hem en [de vof] inhoudt. [appellant] voert daartoe het volgende aan.
heeft het desbetreffende stuk destijds ondertekend op verzoek van [de vof], omdat [de vof] dit document nodig had voor het verkrijgen van een lening bij de bank. Tussen hem en [de vof] is afgesproken dat dit stuk tussen hen geen enkele betekenis zou hebben. Het stuk was niet bedoeld om alle geschilpunten tussen partijen te beëindigen. In het stuk wordt enkel het saldo van de openstaande facturen genoemd en wordt op geen enkele wijze tegemoetgekomen aan de op dat moment reeds bestaande bewaren van [appellant]. Ten tijde van de ondertekening van de betalingsregeling beschikte [appellant] nog niet over alle aan de facturen ten grondslag liggende stukken.
Krachtens de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op [geïntimeerde] de bewijslast ter zake van haar stelling dat het stuk d.d. 15 mei 2009 een vaststellingsovereenkomst inhoudt.
Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] in het licht van het gemotiveerde verweer van [appellant] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat sprake is van een vaststellingsovereenkomst, zodat aan bewijslevering op dit punt niet wordt toegekomen. Het hof neemt hierbij het volgende in aanmerking.
[de vof] heeft oorspronkelijk in totaal een bedrag van € 143.060,33 gefactureerd. [appellant] heeft vervolgens een overzicht gemaakt van ten onrechte gefactureerde bedragen en schade die [appellant] als gevolg van de handelwijze van [de vof] heeft geleden; een en ander kwam uit op een bedrag van € 109.232,40 (productie 1 bij de inleidende dagvaarding). In het stuk d.d. 15 mei 2009 heeft [appellant] verklaard nog een bedrag van € 62.914,52 verschuldigd te zijn aan [de vof] ter zake van de facturen 80110 en 80448. Dit betrof een bedrag dat nog openstond van het in totaal gefactureerde bedrag ad € 143.060,33. Het hof acht het in de gegeven omstandigheden, in het bijzonder gelet op het hiervoor bedoelde overzicht van [appellant], zonder nadere toelichting, die evenwel ontbreekt, niet aannemelijk dat [appellant] heeft beoogd zijn schuld jegens [de vof] bindend vast te stellen op het oorspronkelijk gefactureerde bedrag, zonder dat [de vof] hiertegenover enige concessie jegens hem deed.
6.De beslissing
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum van dinsdag23 juni 2015, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;