ECLI:NL:GHARL:2015:3958

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juni 2015
Publicatiedatum
2 juni 2015
Zaaknummer
200.149.268-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en noodzakelijke verhuizing door renovatie: geschil tussen Woningstichting SWZ en huurder

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, stond de vraag centraal of de huurder, in verband met renovatie van de woning, noodzakelijk moest verhuizen. De zaak betreft een hoger beroep van Woningstichting SWZ tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De huurder had kosten gemaakt voor een nieuwe woning, die hij had geregeld om medische redenen, zonder SWZ hierover te informeren. Het hof oordeelde dat er geen noodzakelijke verhuizing was en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank, die SWZ verplichtte om een bedrag van € 4.158,00 aan de huurder te betalen, onterecht was. De partijen sloten een vaststellingsovereenkomst waarin SWZ afstand deed van de vordering tot terugbetaling van dit bedrag, gezien de specifieke medische situatie van de huurder. Het hof vernietigde de eerdere vonnissen van de kantonrechter en verklaarde dat de zaak tussen partijen was geregeld zoals in de vaststellingsovereenkomst was vastgelegd, met compensatie van de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.149.268/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 2037959 CV 13-1921)
arrest van de eerste kamer van 2 juni 2015
in de zaak van
Woningstichting SWZ,
gevestigd te Zwolle,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
SWZ,
advocaat: mr. B.J. van den Berg, kantoorhoudend te Zwolle,
tegen
[appellant],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. M.H. Doornbos, kantoorhoudend te Zwolle.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 16 juli 2013, 15 oktober 2013 en 18 maart 2014 van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 6 mei 2014,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord, met een productie,
- het tussenarrest van 3 maart 2015 waarin comparitie in plaats van pleidooi is bepaald,
- de op 25 maart 2015 gehouden comparitie waarvan proces-verbaal is opgemaakt,
- de op 12 mei 2015 ter griffie ontvangen gezamenlijke akte van partijen, houdende een vaststellingsovereenkomst en het verzoek deze op te nemen in een te wijzen arrest, met doorhaling van de procedure.
2.2
Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd op de reeds overgelegde stukken.

3.De beoordeling in hoger beroep

3.1
Partijen hebben na de gehouden comparitie de volgende vaststellingsovereenkomst gesloten:
"
De ondergetekenden:
I. De stichting Woningstichting SWZ, gevestigd te (8013 RG) Zwolle aan het adres Galvaniweg 2, voor deze aangelegenheid rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur-bestuurder, mevrouw [X], hierna te noemen ‘SWZ’
II. De heer [appellant], wonende te ([postcode]) [woonplaats] aan het adres [adres], hierna te noemen ‘[appellant]’
hierna gezamenlijk te noemen ‘partijen’
In aanmerking nemende:
A. Tussen SWZ als appellante en [appellant] als geïntimeerde is een gerechtelijke procedure aanhangig bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden onder nummer 200.149.268/01 (hoger beroep van zaaknummer 2037959 CV 13-1921, Rechtbank Overijssel).
B. Op 25 maart 2015 heeft ten overstaan van mr. M.E.L. Fikkers als raadsheer-commissaris een comparitie van partijen plaats gevonden. Partijen hebben naar aanleiding van die comparitie van partijen een minnelijke regeling getroffen en willen hetgeen zij hebben geconstateerd en de door hen ter zake gemaakte afspraken vastleggen.
Verklaren te hebben geconstateerd en zijn overeengekomen als volgt:
1. Partijen hebben naar aanleiding van de comparitie van partijen ten overstaan van raadsheer-commissaris mr. M.E.L. Fikkers geconstateerd dat voor de bewoners van de woningen aan de [adres] nrs. [nrs.], in zijn algemeenheid, geen sprake is geweest van noodzakelijke verhuizing door de bewoners vanwege de door SWZ aan de woningen uitgevoerde renovatie ex artikel 7:220 lid 5 BW.
2. Tijdens de hiervoor genoemde comparitie van partijen heeft de heer [appellant] aangegeven dat hij om medische redenen voorafgaand aan de renovatie heeft besloten om — zonder dat daarvoor in objectieve zin een noodzaak aanwezig was — voor zichzelf alvast andere huisvesting te regelen. De heer [appellant] heeft SWZ voorafgaand aan de uitvoering van de renovatiewerkzaamheden niet geïnformeerd omtrent zijn medische situatie en SWZ heeft geen aanleiding gezien om bij [appellant] te informeren naar zijn medische situatie. SWZ heeft om de hiervoor genoemde reden in verband met de renovatie aan [appellant] geen maatwerk kunnen leveren. [appellant] heeft evenwel als gevolg van zijn medische situatie en zijn hiervoor genoemde assertieve handelswijze kosten gemaakt die SWZ — indien zij tijdig van zijn situatie op de hoogte was geweest — (deels) had kunnen voorkomen.
3. Een en ander houdt in dat de Rechtbank Overijssel, team kanton en handelsrecht, locatie Zwolle ten onrechte in het eindvonnis d.d. 18 maart 2014 heeft bepaald dat SWZ aan [appellant] als bijdrage in de verhuis- en inrichtingskosten een bedrag ad
€ 4.158,00 diende te betalen. Aldus dient het door SWZ aan [appellant] betaalde bedrag te worden terugbetaald.
4. Ondanks het feit dat de heer [appellant] dit niet vooraf heeft gecommuniceerd met SWZ en voorkomen had kunnen worden dat hij de door hem gemaakte kosten moest uitgeven, is SWZ in verband met de specifieke medische situatie van de heer [appellant] bereid om de onder punt 3 genoemde schuld uit hoofde van onverschuldigde betaling kwijt te schelden. Aldus doet SWZ door ondertekening van deze akte afstand van deze vordering, welke afstand doening door de heer [appellant] op gelijke wijze wordt aanvaard.
5. Partijen zullen het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter rolle van 12 mei 2015 verzoeken onderhavige vaststellingsovereenkomst op te nemen in het door het Gerechtshof te wijzen arrest.
6. De procedure aanhangig bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden onder nummer 200.149.368/01 wordt vervolgens op schriftelijk verzoek van partijen zo spoedig mogelijk doorgehaald.
7. Partijen doen over en weer afstand van ieders recht om ontbinding of vernietiging van deze overeenkomst te vorderen, uit welke hoofde dan ook.
8. Deze overeenkomst is een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW. De artikelen 7:900 tot en met 7:906 5W zijn derhalve van toepassing.
9. Na effectuering van al het vorenstaande zijn partijen ter zake de in de procedure ingestelde vorderingen jegens elkaar finaal gekweten en hebben zij over en weer niets meer van elkaar te vorderen.
Aldus overeengekomen te Zwolle op 23 april 2015"
3.2
Deze vaststellingsovereenkomst is ondertekend door mw. [X], directeur-bestuurder van SWZ, en door [appellant].
3.3
Gelet op deze overeenkomst zal het hof de uitspraak van de kantonrechter vernietigen en verstaan dat de zaak tussen partijen is geregeld als in de vaststellingsovereenkomst is voorzien, met compensatie van de proceskosten in hoger beroep.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de kantonrechter te Zwolle van
15 oktober 2013 en 18 maart 2014;
verstaat dat partijen hun geschil hebben geregeld zoals neergelegd in de onder 3.1 weergegeven vaststellingsovereenkomst;
compenseert de kosten van de procedure in hoger beroep;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. M.E.L. Fikkers, mr. J.H. Kuiper en mr. L. Groefsema en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 2 juni 2015.