In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een geschil over het gezamenlijk gezag van de kinderen en de wijziging van hun geslachtsnaam. De vader, verzoeker in hoger beroep, is het niet eens met de beschikking van de rechtbank Overijssel, waarin de stiefvader is belast met het gezag over de kinderen en hun geslachtsnaam is gewijzigd in die van de stiefvader. De vader heeft beide kinderen erkend, maar de moeder heeft tot nu toe alleen het gezag uitgeoefend. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 april 2015, waarbij de ouders en de stiefvader aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.
De vader heeft in hoger beroep twee grieven ingediend, die de kern van het geschil in volle omvang aan de orde stellen. Hij betoogt dat hij een rol wil spelen in het leven van de kinderen en dat de wijziging van de geslachtsnaam onterecht is, aangezien de kinderen altijd zijn achternaam hebben gedragen. Het hof heeft de relevante wetgeving, met name artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek, in overweging genomen. Dit artikel stelt voorwaarden voor het gezamenlijk gezag en de wijziging van de geslachtsnaam, waarbij de belangen van de kinderen voorop staan.
Het hof concludeert dat de moeder en de stiefvader voldoen aan de criteria voor gezamenlijk gezag, aangezien zij al geruime tijd samen voor de kinderen zorgen. De vader heeft niet kunnen aantonen dat de belangen van de kinderen in gevaar komen door de toewijzing van het gezag aan de stiefvader. Bovendien is er geen sprake van een band tussen de kinderen en de vader, wat de beslissing van het hof verder ondersteunt. De grieven van de vader falen, en het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij de proceskosten worden gecompenseerd.