Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
betrokkene,
1. [de zus],
de zus,
2. [de broer],
de broer,
3. [de moeder],
de moeder
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderbewindstelling van [betrokkene]. De zaak betreft een verzoek tot onderbewindstelling van de goederen van [betrokkene], die als gevolg van een motorongeluk op 30 augustus 2014 een hoge dwarslaesie heeft opgelopen en tijdelijk in coma heeft gelegen. De broer en zus van [betrokkene] hebben op 11 september 2014 een verzoekschrift ingediend tot het instellen van een bewind over zijn goederen. De kantonrechter heeft op 19 december 2014 de onderbewindstelling goedgekeurd zonder [betrokkene] te horen, wat leidde tot de huidige procedure.
Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor heeft gehandeld door [betrokkene] niet te horen voordat de beslissing werd genomen. Het hof oordeelde dat de kantonrechter had moeten verifiëren of [betrokkene] in staat was om zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen, vooral omdat hij op 11 september 2014 bij bewustzijn was gekomen en in staat was tot communicatie. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek tot onderbewindstelling afgewezen, omdat [betrokkene] in staat werd geacht zijn belangen zelf te behartigen.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van het beginsel van hoor en wederhoor in civiele procedures, vooral in zaken die ingrijpende gevolgen hebben voor de betrokkenen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland vernietigd en het verzoek tot onderbewindstelling afgewezen, waarmee het recht van [betrokkene] om gehoord te worden werd hersteld.