ECLI:NL:GHARL:2015:4293

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 mei 2015
Publicatiedatum
12 juni 2015
Zaaknummer
200.164.667/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging onderbewindstelling en hoor en wederhoor in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderbewindstelling van [betrokkene]. De zaak betreft een verzoek tot onderbewindstelling van de goederen van [betrokkene], die als gevolg van een motorongeluk op 30 augustus 2014 een hoge dwarslaesie heeft opgelopen en tijdelijk in coma heeft gelegen. De broer en zus van [betrokkene] hebben op 11 september 2014 een verzoekschrift ingediend tot het instellen van een bewind over zijn goederen. De kantonrechter heeft op 19 december 2014 de onderbewindstelling goedgekeurd zonder [betrokkene] te horen, wat leidde tot de huidige procedure.

Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor heeft gehandeld door [betrokkene] niet te horen voordat de beslissing werd genomen. Het hof oordeelde dat de kantonrechter had moeten verifiëren of [betrokkene] in staat was om zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen, vooral omdat hij op 11 september 2014 bij bewustzijn was gekomen en in staat was tot communicatie. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek tot onderbewindstelling afgewezen, omdat [betrokkene] in staat werd geacht zijn belangen zelf te behartigen.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van het beginsel van hoor en wederhoor in civiele procedures, vooral in zaken die ingrijpende gevolgen hebben voor de betrokkenen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland vernietigd en het verzoek tot onderbewindstelling afgewezen, waarmee het recht van [betrokkene] om gehoord te worden werd hersteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.164.667/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 3454509 BM VERZ 14-9089)
beschikking van de familiekamer van 12 mei 2015
inzake
[betrokkene],
wonende te [A],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen:
betrokkene,
advocaat: mr. J-W.F. van Horssen, kantoorhoudend te Leek,
tegen

1. [de zus],

wonende te [B],
verder te noemen:
de zus,

2. [de broer],

wonende te [A],
verder te noemen:
de broer,
verweerders in hoger beroep,

3. [de moeder],

wonende te [A],
hierna te noemen:
de moeder
belanghebbende in hoger beroep.
advocaat: mr. H. Veldman, kantoorhoudend te Roden,

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter, locatie Groningen van de rechtbank Noord-Nederland van 19 december 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 12 februari 2015, is [betrokkene] in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. [betrokkene] verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van zijn broer en zus tot onder bewindstelling van goederen en gelden die aan hem (zullen) toebehoren af te wijzen, subsidiair de in de genoemde beschikking aangestelde bewindvoerders (zijnde zijn broer en zus) te ontslaan en in plaats daarvan als bewindvoerder te benoemen [C], wonende aan de [a-straat] 63 in [A].
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 30 maart 2015, hebben verweerders in hoger beroep het verzoek van betrokkene bestreden.
2.3
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- op 20 februari 2015 een brief van 19 februari 2015 van mr. Van Horssen met bijlagen;
- op 13 april 2015 een brief van 9 april 2015 van mr. Van Horssen met het verzoek om betrokkene te horen in het revalidatiecentrum waar hij verblijft;
- op 20 april 2015 een brief van 16 april 2015 van mr. Van Horssen, inhoudende dat mevrouw [C] niet bij het verhoor van betrokkene op 1 mei 2015 kan zijn en met het verzoek om een andere datum als haar aanwezigheid nodig is;
- op 21 april 2015 een journaalbericht van 20 april 2015 van mr. Van Horssen met als bijlage een bereidverklaring bewindvoerder;
- op 6 mei 2015 een journaalbericht van 1 mei 2015 van mr. Van Horssen met een bijlage.
2.4
Betrokkene is door de voorzitter gehoord op 1 mei 2015, in aanwezigheid van onder meer mr. Van Horssen, mevrouw [C], en de griffier. De aantekeningen van dit verhoor zijn aan verweerders toegezonden.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 12 mei 2015 plaatsgevonden. Verschenen is mr. Van Horssen namens betrokkene en de verweerders, bijgestaan door mr. Veldman. Mr. Van Horssen heeft pleitaantekeningen overgelegd.
2.6
Het hof heeft na de behandeling van deze zaak ter zitting meteen uitspraak gedaan. Die uitspraak is in deze beschikking op schrift gesteld.

3.De vaststaande feiten

3.1
Betrokkene is als gevolg van een motorongeluk op 30 augustus 2014 opgenomen in een ziekenhuis waar hij kortdurend kunstmatig in een coma is gehouden. Hij heeft een hoge dwarslaesie opgelopen ten gevolge waarvan hij blijvend vanaf zijn nek is verlamd.
3.2
Inleidend verzoekers, thans verweerders, zijn de broer en zus van betrokkene en hebben op 11 september 2014 een verzoekschrift ondertekend tot het instellen van een bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene. Op dezelfde dag is betrokkene uit zijn coma ontwaakt. Het verzoekschrift is op 17 september 2014 bij de rechtbank binnengekomen.
3.3
Bij de bestreden beschikking van 19 december 2014 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, een bewind ingesteld over de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan betrokkene en voornoemde zus en broer tot bewindvoerders benoemd.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Betrokkene is het niet eens met de onderbewindstelling en heeft erover geklaagd dat de kantonrechter hem niet heeft gehoord alvorens te beslissen.
4.2
Het hof acht de genomen beslissing in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor waardoor de beschikking voor vernietiging in aanmerking komt. Het hof heeft daarbij het volgende van belang geacht.
Uit de bestreden beschikking blijkt dat de kantonrechter betrokkene niet heeft gehoord omdat uit de stukken voldoende gebleken is dat betrokkene als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. De kantonrechter had ingevolge art. 809 lid 2 juncto lid 1 Rv degene wiens goederen de onderbewindstelling betreft echter dienen te horen, zo nodig op zijn verblijfplaats. Het horen blijft alleen achterwege als dat uit medisch oogpunt zinloos of onverantwoord is. Niet blijkt dat de kantonrechter dat is nagegaan. Weliswaar vermeldde het verzoekschrift en een daarbij gevoegde medische verklaring dat betrokkene in een coma lag. Niet blijkt echter dat de kantonrechter later, kort voorafgaande aan de (mondelinge) behandeling, heeft geverifieerd of de situatie van bewusteloosheid van betrokkene nog ongewijzigd was. Dit achtte het hof aangewezen te meer nu het verzoek pas maanden later en wel op 5 december 2014 is behandeld en - zoals betrokkene terecht heeft opgemerkt - een onderbewindstelling een ingrijpende maatregel is waarmee terughoudend en behoedzaam omgegaan dient te worden.
Betrokkene is op 11 september 2014 bij bewustzijn gekomen en vanaf 12 september 2014 was er al communicatie mogelijk door middel van oogcontact en gelaatsuitdrukkingen. Vrij snel daarna is een tube geplaatst en kon betrokkene weer spreken. Daarom kan niet gezegd worden dat het horen zinloos of onverantwoord was. Het horen had naar het oordeel van het hof dienen plaats te vinden.
4.3
Buiten dat, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen, zoals ter zitting is aangegeven. De reden daarvoor is als volgt. Op grond van artikel 1:431 lid 1 BW kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen, een bewind instellen over één of meer van de goederen die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren. Partijen zijn het er ter zitting over eens geworden dat betrokkene zelf in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Het hof heeft betrokkene gehoord en de door hem ingebrachte stukken, waaronder ook een medische verklaring, in aanmerking genomen en is op grond daarvan eveneens tot die conclusie gekomen. Naar het oordeel van het hof is er daarom geen noodzaak voor de onderbewindstelling van betrokkene.

5.De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 19 december 2014;
wijst af het inleidend verzoek tot onderbewindstelling van [betrokkene], geboren [in] 1956;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, mr. M.P. den Hollander, en mr. H.J. de Ruijter, bijgestaan door de griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 12 mei 2015 en schriftelijk vastgelegd op 28 mei 2015.