Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een brief d.d. 27 mei 2015 van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Noord Nederland, Locatie Leeuwarden, met als bijlage het raadsrapport d.d. 4 juni 2014;
- een journaalbericht d.d. 1 juni 2015, ingediend namens mr. Van Ophoven, met als bijlagen de processen-verbaal van de zittingen bij de rechtbank van 29 januari 2015 en 1 april 2015.
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing
- tegen het advies van de raad in - geen nader onderzoek wordt verricht naar haar opvoedingsvaardigheden en, daarmee samenhangend, haar mogelijkheden en onmogelijkheden om (met hulp) de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] op zich te nemen.
Het hof is dan ook van oordeel dat een dergelijk onderzoek alsnog op korte termijn dient te worden opgestart, waarbij gedacht kan worden aan een moeder-kindtraject in de GGZ-instelling te [I] en waarbij met name de leerbaarheid van de moeder een belangrijk punt van onderzoek dient te vormen. Tevens dient een nieuw onderzoek plaats te vinden naar het intelligentieniveau van de moeder. De moeder heeft aangevoerd dat zij ten tijde van de onderzoeken door [G] in 2012/2013 onder grote psychische druk stond en dat de resultaten daarom een onjuist beeld geven van haar intelligentieniveau. De moeder is ervan overtuigd dat zij bij een nieuw onderzoek hoger zal scoren. Het hof is van oordeel dat aan deze wens van de moeder tegemoet moet worden gekomen. Gelet op de aard, de frequentie en ook de ernst van de zorgen zoals die uit het dossier blijken, dient de moeder er zonder meer rekening mee te houden dat de bedoelde onderzoeken ook kunnen leiden tot een voor haar ongunstige uitkomst. Echter in dat geval dragen die resultaten mogelijk dan wel bij, hetgeen het hof op grond van de overgelegde stukken niet uitgesloten acht, aan de acceptatie door de moeder van de uithuisplaatsing van [de minderjarige]. Deze uithuisplaatsing is voor haar immers een extra hard gelag, nu - zoals de kinderrechter ook heeft overwogen - geen sprake is van onwil, maar van onmacht, de moeder welwillend is maar buiten haar invloedsfeer om tot op heden onvoldoende uitvoering is gegeven aan het dringende advies van de raad in juni 2014 om zicht te krijgen op haar opvoedingsvaardigheden.