Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Infomotive Holding B.V.,
1.[geïntimeerde sub 1]
[geïntimeerde sub 2],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
“Hoofdlijnen samenwerkingsovereenkomst”(productie 6 bij inleidende dagvaarding) aangegaan tot ondersteuning door Newmerce van Infomotive op strategisch, tactisch, financieel en operationeel vlak tegen een vergoeding voor Newmerce van € 10.000 per maand en een eerste recht op overname van de aandelen Infomotive.
“UITGANGSPUNTEN OVEREENKOMST INFOMOTIVE - NEWMERCE”(verder: de uitgangspuntenovereenkomst; zie productie 13 bij inleidende dagvaarding), overeengekomen dat Newmerce per 1 maart 2010 alle groothandels- en automaterialen grossiers klanten (Infotrade en Infomat) en alle Infomobiel contracten van Infomotive overnam tegen een koopprijs gelijk aan het uitstaande leningsbedrag (van toen inmiddels € 265.000 in hoofdsom) en de facturatie van de managementvergoeding (alles met gesloten beurs) alsmede tegen ondersteuning door Newmerce bij de afwikkeling van Infomotive. Onder het kopje
“Afwikkeling Infomotive” op het tweede blad bepaalt de overeenkomst onder meer:
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“handelend: a. voor zich en/of b. als aandeelhouder in en/of (indirect) bestuurder van de vennootschappen die als partij bij onderstaand vermeld document betrokken zijn”(zie productie 13 bij dagvaarding in eerste aanleg). De uitgangspuntenovereenkomst somt onder partij 2 onder meer [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] op. Ter comparitie in eerste aanleg is
“door of namens [geïntimeerden]”hierover onder meer verklaard:
“vennootschappen die als partij bij onderstaand vermeld document(hof: de uitgangspuntenovereenkomst)
betrokken zijn”op zichzelf mogelijk maakte. De vraag is dan of de gevolmachtigden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] destijds ook daadwerkelijk hebben gecontracteerd namens [geïntimeerde sub 2]. Volgens de akte van de uitgangspuntenovereenkomst was dit het geval. Ingevolge artikel 157 lid 2 Rv komt aan die onderhandse akte tegen [geïntimeerden] dwingende bewijskracht toe, maar op grond van artikel 151 lid 2 Rv staat tegenbewijs daartegen vrij. [geïntimeerden] hebben (als producties 16 en 17 bij memorie van antwoord in principaal appel tevens houdende memorie van grieven in incidenteel appel) de ontwerpversies 3 en 4 van de uitgangspuntenovereenkomst overgelegd. Hieruit blijkt dat én [geïntimeerde sub 1] én [geïntimeerde sub 2] ook al in een eerder stadium als contractspartijen bij de concept overeenkomst waren opgenomen en dat waar in de volmacht wordt gesproken over
“onderstaand vermeld document”het een document betrof dat [geïntimeerden] kenden op het moment van de volmacht verlening. [geïntimeerde sub 2] heeft geen tegenbewijs aangeboden. Daarom geldt ook zij als partij bij de uitgangspuntenovereenkomst.
“Afwikkeling licenties”, vierde punt met betrekking tot kwijting voor alle licentieverplichtingen, en op blad 3 onder
“Realisatie”, tweede punt voor een schriftelijke volmacht om namens B.V. Gebruikerswaarborg rechtshandelingen te kunnen verrichten. [geïntimeerde sub 2] wordt zelfs in het geheel niet genoemd.
“Afwikkeling Infomotive” op het tweede blad opgenomen posten van in totaal circa € 245.000 plus de afwikkeling van de arbeidscontracten en achterstallige salarissen, terwijl de overeenkomst daartegenover geen prestatie van Infomotive jegens [geïntimeerde sub 2] en/of [geïntimeerde sub 1] bevatte.
“Afwikkeling Infomotive”, zodat de vordering van de curator wegens toerekenbare tekortkoming dan wel tot nakoming ter zake terecht is afgewezen. Het bewijsaanbod van de curator (bij memorie van grieven onder 66, vierde gedachtestreepje) van zijn stelling dat de uitgangspuntenovereenkomst met [geïntimeerden] onverkort voortduurt en dient te worden nagekomen, is aldus niet ter zake dienend en wordt daarom gepasseerd.
“Afwikkeling geschil”voorzag in de beëindiging van de juridische conflicten en finale kwijting voor alle partijen over en weer en zo afrekende met het verleden, naar de stellingen van de curator een essentieel of basisbestanddeel is van de door hem gestelde onrechtmatige daad. Blijkens het hiervoor overwogene ontbreekt dit gestelde basisbestanddeel echter waar van enige tekortkoming van [geïntimeerden] niet is gebleken. De curator heeft niet aan Infomotive en het hof duidelijk gemaakt dat hij, geheel afgezien van de niet-nakoming van de uitgangspuntenovereenkomst, andere omstandigheden, los daarvan, op zichzelf als onrechtmatige daad aanmerkt. Op dit punt had te meer duidelijkheid van de curator mogen worden verwacht omdat het vanwege de finale kwijting in de uitgangspuntenovereenkomst niet voor de hand ligt om de daaraan voorafgegane en onder de kwijting begrepen omstandigheden wederom dan wel alsnog als onrechtmatig aan te merken. De grondslag van onrechtmatige daad kan de curator daarom niet baten. Aan het niet op feiten en omstandigheden betrokken, puur kwalificerende bewijsaanbod van de curator (bij memorie van grieven onder 66, eerste gedachtestreepje) dat [geïntimeerden] een onrechtmatige daad jegens Infomotive hebben gepleegd, komt het hof daarom niet toe.
5.Slotsom
€ 4.894,50(principaal appel 1 punt + incidenteel appel 0,5 punt x appeltarief VI)