ECLI:NL:GHARL:2015:5384

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 juli 2015
Publicatiedatum
16 juli 2015
Zaaknummer
21-001155-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging en wijziging van straf in hoger beroep na woningoverval op kwetsbare slachtoffers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1975 en thans verblijvende in Huis van Bewaring Zwolle, was samen met een medeverdachte betrokken bij een brute woningoverval op een 66-jarige man en zijn 85-jarige moeder. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren en zes maanden. Het hof bevestigde de bewezenverklaring en de kwalificatie van de feiten, maar vernietigde het vonnis voor wat betreft de strafoplegging. Het hof legde een zwaardere straf op van zes jaren gevangenisstraf.

De woningoverval vond plaats in de nacht, waarbij de slachtoffers met geweld hun woning binnen werden gedrongen. De verdachte en zijn mededader deden zich voor als politieagenten en mishandelden het slachtoffer, wat leidde tot ernstige verwondingen. Het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste gronden had geoordeeld over de bewezenverklaring en de vordering van de benadeelde partijen, maar dat de opgelegde straf niet in verhouding stond tot de ernst van het delict en de impact op de slachtoffers.

Het hof nam in zijn overwegingen mee dat de woningoverval gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers had veroorzaakt, en dat de slachtoffers langdurig onder de psychische gevolgen van deze ingrijpende gebeurtenis zouden lijden. De verdachte had een strafblad met veelvuldige recidive ter zake van vermogens- en geweldsdelicten, wat het hof als strafverzwarend beschouwde. De oplegging van een gevangenisstraf van zes jaren werd als passend en geboden beschouwd, in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezen verklaarde.

Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De beslissing van het hof werd uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. L.T. Wemes als voorzitter.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001155-14
Uitspraak d.d.: 16 juli 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van
18 februari 2014 met parketnummer 08-760235-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in Huis van Bewaring Zwolle te Zwolle.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 14 augustus 2014 en 2 juli 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren alsmede toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J. Vlug, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof is van oordeel dat de eerste rechter ten aanzien van de bewezenverklaring, de kwalificatie, de vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, met dien verstande dat de bewijsmiddelen zullen worden aangevuld met het deskundigenrapport van ing. M.J. van der Scheer, NFI-deskundige forensisch bloedspoorpatroononderzoek, d.d. 20 januari 2015.
Van der Scheer heeft nader onderzoek gedaan naar het paar schoenen van verdachte dat onder hem is inbeslaggenomen (AAFT2062NL). De schoenen zijn aanvullend (microscopisch) onderzocht op de aanwezigheid van onder andere bloedsporen. De op de schoenen aangetroffen bloedsporen zijn beschreven vanuit het perspectief waarop deze normaliter worden gedragen (rapport pag. 6).
Op zowel de linker- als rechterschoen AAFT2062NL zijn contactsporen van bloed aangetroffen die zijn ontstaan door (bewegend) contact met een bebloed object en/of bebloede persoon (rapport pag. 12).
Op met name de linkerschoen is een groot aantal bloedspatjes aangetroffen. Dergelijke bloedspoortjes kunnen niet door secundaire overdracht worden verklaard. Bloedspatjes van deze grootte kunnen worden verkregen door verschillende mechanismen (rapport pag. 12-13).
Uit de conclusie van de deskundige blijkt dat de gevonden bloedspatjes geen secundaire bloedspatten zijn, maar hetzij bloedspatten die zijn ontstaan tijdens het uitoefenen van geweld, bijvoorbeeld door slaan of schoppen in vloeibaar bloed (de groep ‘bloedspatten als gevolg van uitgeoefend geweld’), hetzij geprojecteerde bloedspatten zijn. Die tweede groep bloedspatten kan ontstaan indien een persoon een verwonding heeft in de mond, neus en/of aan de luchtwegen bij praten, schreeuwen, hoesten, etc.
Het vonnis waarvan beroep dient met overneming van de gronden en het aanvullend bewijsmiddel te worden bevestigd.
Voor zover het betreft de aan de verdachte opgelegde straf, dient het vonnis echter te worden vernietigd omdat het hof tot een andere strafbeslissing komt dan de rechtbank.
Gezien het vorenstaande zal het vonnis waarvan beroep op dat onderdeel worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een brute woningoverval op de 66-jarige [benadeelde 1] en diens 85-jarige moeder, [benadeelde 2]
. Verdachte en zijn mededader hebben ‘s nachts bij de woning van de slachtoffers op de deur getikt en geschreeuwd dat de slachtoffers de deur open moesten doen omdat zij van de politie waren. Vervolgens zijn zij met geweld de woning binnengedrongen en hebben zij [benadeelde 1] op ernstige wijze mishandeld. Het gezicht van [benadeelde 1] is fors toegetakeld met diverse uitgebreide kneuzingen en inwendig bloedverlies; het kunstgebit van [benadeelde 1] is letterlijk uit zijn mond geslagen.
Een woningoverval is een ernstig feit dat gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers veroorzaakt, juist omdat de eigen woning de plek is waar zij zich veilig zouden moeten kunnen voelen. Slachtoffers lijden veelal geruime tijd onder de psychische gevolgen van een dergelijke ingrijpende gebeurtenis. Dat de woningoverval veel impact op de slachtoffers heeft gehad, blijkt ook uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen. Slachtoffer [benadeelde 2] is na 49 jaar gewoond te hebben in haar huis, waar ze met plezier heeft gewoond, waar haar man is overleden en waar ze veel herinneringen aan heeft, verhuisd wegens angst. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan.
Als strafverzwarend geldt dat de woningoverval is gepleegd tegen kwetsbare
slachtoffers in de nachtelijke uren, dat met name het slachtoffer [benadeelde 1] veel letsel heeft
opgelopen en de veelvuldige recidive ter zake van vermogens- en geweldsdelicten bij verdachte, zoals die blijkt uit het uittreksel justitiële documentatie d.d. 30 juni 2015.
Het hof heeft gezien de verdachte betreffende Pro Justitia rapportages
d.d. 17 december 2013 en 27 november 2013, uitgebracht door respectievelijk
dr. F.M.J. Bruggeman, psychiater en drs. J.P. van der Leeuw, psycholoog, waaruit blijkt dat verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan onderzoek omtrent zijn persoon.
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van een reclasseringsrapport van
het Leger des Heils, Jeugdzorg & Reclassering d.d. 16 december 2013 waaruit blijkt dat
verdachte als veelpleger bekend staat. Het Leger des Heils heeft geen advies gegeven omdat verdachte ontkent wat hem is ten laste gelegd.
Het hof acht de gevangenisstraf die de rechtbank heeft opgelegd onvoldoende recht doen aan de aard en de ernst van het feit. De oplegging van een gevangenisstraf voor de duur zoals de advocaat-generaal die heeft gevorderd, is passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep uitsluitend ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.

Legt verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van zes jaren.

De tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep - met aanvulling van de bewijsmiddelen - voor al het overige.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. P. Koolschijn en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.G. Eisma, griffier,
en op 16 juli 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.