ECLI:NL:GHARL:2015:5453

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juli 2015
Publicatiedatum
21 juli 2015
Zaaknummer
200.137.634
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de redelijkheid van rentebedingen in tandartsdeclaraties

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 21 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen tandartsen en Infomedics Zorg B.V. De zaak betreft de toetsing van rentebedingen in de betalingsvoorwaarden van Infomedics, die door de appellanten als onredelijk bezwarend werden betwist. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 10 maart 2015 geoordeeld dat de bedingen in de artikelen 10 en 11 van de betalingsvoorwaarden onredelijk bezwarend zijn, in strijd met de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De appellanten hebben hun standpunt over de rentebedingen verder toegelicht, maar de geïntimeerde, Infomedics, heeft geen argumenten aangedragen die de bedingen konden rechtvaardigen. Het hof heeft geconcludeerd dat de gevorderde bedragen wegens boete en vertragingsrente niet toewijsbaar zijn. De grieven van de appellanten zijn deels afgewezen, maar grief 3 is gegrond verklaard. Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd en de appellanten veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.550,41 aan Infomedics, bestaande uit hoofdsom en buitengerechtelijke kosten. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van Infomedics vastgesteld en is het arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.137.634
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen 836181)
arrest van de tweede kamer van 21 juli 2015
in de zaak van

1.[appellant] ,

2. [appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. P-P.F. Tummers,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Infomedics Zorg B.V., voorheen handelend onder de naam
NMT Factoring en Clearing Services B.V.,
gevestigd te Almere,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.M. Burger.
Appellant sub 1 zal hierna [appellant] en appellante sub 2 zal hierna [appellante] worden genoemd. Geïntimeerde zal hierna NMT worden genoemd.

1.1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 10 maart 2015 hier over.
1.2
Vervolgens hebben partijen ieder een akte genomen en heeft het hof arrest bepaald.

2.De motivering van de beslissing in hoger beroep

2.1
In het tussenarrest van 10 maart 2015 heeft het hof, kort gezegd, geoordeeld dat:
- het hof het hoger beroep van [appellante] zal verwerpen (r.o. 4.3);
- de grieven 1, 2 en 4 falen (r.o. 4.4 en 4.10);
- het hof, onafhankelijk van de afdoening van grief 3, [appellant] als de overwegend in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het hoger beroep zal veroordelen (r.o. 4.11) en dat
- iedere verdere beslissing moet worden aangehouden.
2.2
Met betrekking tot grief 3 overweegt het hof als volgt. Het hof heeft in het tussenarrest voorlopig geoordeeld dat de bedingen in de artikelen 10 en 11 van de overeengekomen “Betalingsvoorwaarden NMT FenCS B.V.” betreffende boete/vertragingsrente (van 1% per maand gerekend vanaf 30 dagen na factuurdatum en van 1,5% per maand gerekend vanaf de datum van de tweede betalingsherinnering) onredelijk bezwarend zijn aldus dat deze bedingen uit het oogpunt van de in Richtlijn 93/13 gegeven criteria oneerlijk zijn en meer in het bijzonder dat sprake is van een oneerlijk beding als geduid onder e van de bijlage bij die richtlijn, te weten een beding dat tot doel of gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen. Het hof heeft partijen bij dat tussenarrest in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over dit voorlopig oordeel van het hof en over de rechtsgevolgen voor de vordering van NMT. Partijen hebben zich vervolgens gerefereerd aan het voorlopig oordeel van het hof met de conclusie dat geen boete/vertragingsrente is verschuldigd. NMT heeft geen argumenten aangevoerd die de gevorderde bedongen rentes in dit concrete geval kunnen rechtvaardigen. Gelet hierop, alsmede op de toenmalige (ten tijde van de sluiting van de overeenkomst geldende) – lage – wettelijke rente en de bedingen mede in onderlinge samenhang bezien, oordeelt het hof overeenkomstig zijn voorlopig oordeel in het tussenarrest. Dit brengt mee dat het gevorderde bedrag van € 537,69 wegens boete/vertragingsrente en de overigens gevorderde boete/vertragingsrente niet toewijsbaar zijn en dat grief 3 slaagt.
2.3
De slotsom is dat de grieven 1, 2 en 4 van [appellant] falen en dat zijn grief 3 slaagt. Het hof zal het hoger beroep van [appellante] verwerpen. Omwille van de leesbaarheid van de veroordeling zal het hof het bestreden vonnis onder 4.1 in het geheel vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen, aldus dat [appellant] (slechts) zal worden veroordeeld om aan NMT te betalen € 3.550,41 (€ 3.100,41 aan hoofdsom en € 450,-- aan buitengerechtelijke kosten), en het vonnis voor het overige bekrachtigen. [appellant] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
2.4
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van NMT zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 683,--
- salaris advocaat € 948,-- (1,5 punt x tarief I).
2.5
Overeenkomstig de daartoe strekkende vordering van NMT zal het hof het arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
in het hoger beroep van [appellante] :
verwerpt het hoger beroep van [appellante] ;
in het hoger beroep van [appellant] :
vernietigt het vonnis van 14 juni 2013 van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen) voor zover het is gewezen onder 4.1 en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt [appellant] om aan NMT te betalen € 3.550,41 (€ 3.100,41 aan hoofdsom en
€ 450,-- aan buitengerechtelijke kosten);
bekrachtigt het vonnis voor het overige;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van NMT vastgesteld op € 683,-- voor griffierecht en op € 948,-- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.J. de Kerpel-van de Poel, H. Wammes en Ch.E. Bethlem en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2015.